Liefde stond niet op het programma

love balloon

‘Liefde stond thuis en in het tehuis niet op het programma’

Ger Offermans (1940) kwam in de oorlogsjaren als jonge peuter in een kindertehuis terecht, de precieze details van de manier waarop zij daar is mishandeld herinnert zij zich niet meer. Ook van de oorlog zelf herinnert zij zich niet zoveel. ‘Ik heb die herinneringen eenvoudigweg weggestopt, ik ga geen gruwelijkheden verzinnen waarvan ik niet zeker weet dat ze gebeurd zijn.’ Ze is er echter van overtuigd dat de ellende in haar verdere leven voor een groot deel terug te voeren is op wat ze in het tehuis heeft meegemaakt.

‘Ik ben van 1940, de zesde van acht kinderen. Toen ik geboren werd, waren mijn vijf broertjes en zusjes tussen de 3 en 7 jaar oud. Je kunt je voorstellen dat het bij ons thuis een vreselijk drukke en lawaaierige bedoening was. Mijn vader zat in Rotterdam in de katoenhandel, hij kwam op de beurs, had connecties in Twente, Tilburg, maar ook in Amerika en Egypte en was altijd met zijn werk bezig. Toen ik één jaar oud was gingen we verhuizen van een groot huis in Rotterdam naar een dubbel bovenhuis in Den Haag. Waarom dat was, weet ik niet. Ik vermoed dat het met de oorlog te maken had.’

In het begin van de Tweede Wereldoorlog viel het gezin waar Ger toe behoorde uit elkaar. Haar verstandelijk gehandicapte zus verbleef vanaf haar 3e jaar gedurende de hele oorlog in een tehuis. Twee zussen en een broer werden opgevangen op verschillende adressen in Twente (een zus schreef een paar jaar geleden een boekje over haar ervaringen daar). ‘De oudste twee, die 11 en 12 waren, konden ze daar wel gebruiken als goedkope arbeidskrachten denk ik. Ze zouden er zes weken heen gaan, maar dat werd door de oorlogsomstandigheden een jaar.

Opgesloten in kelder

‘Van de oorlog zelf herinner ik me niet gek veel, ik was nog erg jong. Dat we om 8 uur binnen moesten zijn en de ramen geblindeerd waren, dat ik met mijn moeder in de rij stond voor de gaarkeuken en dat mijn moeder tegen iemand met wie ze stond te kletsen, zei: “Stil, het kind hoort te veel” en dat er op het eind van de oorlog Engelse bommen op het Bezuidenhout vielen. Toen ik naar het kindertehuis ging, had ik hongeroedeem. Ik werd er in een bed gestopt en had het idee dat de andere kinderen me als een soort beestje bekeken. Voor mijn verjaardag kreeg ik een poppenhuis, dat was door de anderen binnen de kortste keren vernield. Elkaars dingen kapot maken, slaan en pesten kwam er wel meer voor denk ik.’

‘Veel van wat er in het kindertehuis gebeurd is, heb ik geblokt. Wat ik me wel levendig herinner, is dat ik verschillende keren in de kelder ben opgesloten. Het was geen grote ruimte, er waren planken langs de wand, een kale vloer en een hoge stenen trap. Na een tijd, ik weet niet meer hoe lang, hoorde ik het knarsende geluid van de sleutel waarmee het slot werd opengedraaid. In het trapgat stond een zwarte gestalte groot te zijn. Verdere details heb ik verdrongen. Ik weet nog wel dat ik een paar keer door een open deur een kind vastgebonden zag op een stoel. Dat was als ik door de gang liep op weg naar de wc. Je moest om een sleutel voor de wc vragen en dan van die lange gangen door. Soms vergaten die nonnen blijkbaar om de deur dicht te doen. Ik durfde natuurlijk niet naar binnen te gaan of te blijven staan om te zien wat er aan de hand was. Bij het kindertehuis hoort

14

voor mij ook de geur van sigarenrook en het vage beeld dat ik op schoot moest zitten. Geen aangename herinnering. Wat ik zeker weet, is dat die tijd in dat tehuis een grote en negatieve impact op de rest van mijn leven heeft gehad. Dat is niet zo gek vind ik. Je zuigt dat allemaal op als een spons en je raakt het nooit meer helemaal kwijt.’

Eczeem en hard gillen

‘Ik heb me als kind niet verzet. Je bent meegaand, je kunt nog niet kiezen, je weet niet dat het anders kan, maar kopieert het gedrag van anderen. Ik was volgzaam en had ontzag voor autoriteiten. Het heeft een groot deel van mijn leven geduurd voordat ik met stukjes en beetjes leerde om ‘nee’ te zeggen. Toen ik jong was, werd mij nooit iets gevraagd, ik werd steeds voor voldongen feiten gesteld. Zo moest ik van mijn ouders naar de huishoudschool. Dat vond ik vreselijk, ik wilde naar de mulo. Ik heb later wel de vooropleiding voor het mbo gehaald en ook anderhalf jaar een mbo- opleiding gevolgd.’
‘Toen ik weer thuis ging wonen – ik denk dat ik ruim een half jaar in dat tehuis heb gezeten – begon het slaan, het gillen en het eczeem. Allemaal reacties op wat ik mee had gemaakt. Van huiduitslag heb ik een groot deel van mijn leven last gehad. Als ik ’s avonds in bed lag, begon ik na een kwartier in mijn slaap te gillen. Ik produceerde een heel hoge toon, het klonk als een fluitketel. Het gebeurde ook wel dat ik ging slaapwandelen.’
‘We werden thuis niet geknuffeld. Ons gezin kende geen liefde, het was los zand. Een broer zei een paar jaar geleden tegen me dat we niet gewenst waren geweest, dat mijn ouders niet wisten wat ze met ons aan moesten. En de werkster vertelde me een keer dat mijn moeder me niet normaal vond. Ik denk dat ze me vereenzelvigde met mijn gehandicapte zusje. Zoiets zeiden ze nooit rechtstreeks tegen je.’
‘Wat mijn ouders wél deden, was mij naar de dermatoloog sturen en toen ik een jaar of 8 was naar een kostschool in Limburg. Dat was geen succes, ik heb er hooguit een maand gezeten. De dag dat mijn grootouders begraven werden, werd ik ondergebracht bij een overbuurman, dat was een huisvriend van mijn ouders. Die heeft me toen misbruikt, iets wat ik heel lang ook verdrongen heb. Het zorgde er voor dat ik daarna lange tijd bij sommige vormen van lichamelijk contact helemaal verstijfde. Mijn gevoel van eigenwaarde was in die jaren nul komma nul.’
‘Op mijn 11e kwam ik bij de psychiater terecht, het begin van vele trajecten door de ggz, altijd in privépraktijken. Ik moest drie keer per week naar die man toe en later naar zijn collega, een beroemde psychiater. Wat tekenen en wat praten, maar helpen deed het niet. Op mijn 17e ben ik ook nog eens zes weken opgenomen op de jeugdpsychiatrische afdeling waar hij de leiding over had. Ik was als de dood dat ik elektroshocks zou krijgen. Die waren in die tijd populair maar ik heb ze gelukkig nooit gehad.’

Gebruikt worden

‘Na de huishoudschool heb ik een tijdje tegen kost en inwoning als hulp in de huishouding gewerkt. Op het eerste adres voelde ik me wel op mijn gemak, op het tweede zag de vrouw mij niet zitten en op het derde adres viel de man mij lastig. Daarna heb ik een paar jaar op kantoor gewerkt, administratief en schoonmaakwerk. Voor het laatste was ik niet aangenomen, maar ze verwachtten gewoon dat je dat erbij deed. Ik liet me weer gebruiken.’

15

‘Op mijn 24e ben ik getrouwd, de huwelijksweek was ellendig, mijn man gebruikte me als een object. Met hem kreeg ik drie kinderen. Toen ze klein waren, hebben we in verband met het werk van mijn man een half jaar lang tegen mijn zin in Italië gewoond. Hij had mij niets gevraagd, ik kon daar geen kant op. Na bijna 25 jaar huwelijk nam ik het initiatief voor een scheiding. Dat was een overwinning. Mijn man wilde toen ook de procedure in gang zetten om het huwelijk ook voor de rooms-katholieke kerk te laten ontbinden. Dan moet je voor een kerkelijke rechtbank verschijnen [die kan het huwelijk met terugwerkende kracht ongeldig verklaren; MvL]. Ik dacht “ik heb toch niets op mijn kerfstok, laat maar gaan”. Mijn man moest twee keer komen. Het huwelijk is toen ook voor de kerk ontbonden, wat ik niet zo belangrijk vond. Over de ellende in het tehuis heb ik mijn man en kinderen nooit iets verteld.’

Hekel aan huichelaars

Meer dan van de ggz-hulpverlening had Ger baat bij de steun die ze ondervond van een lotgenotengroep van mensen die op verschillende manieren geleden hebben onder de oorlogsomstandigheden. ‘Daar heb ik zo’n 20 jaar aan deelgenomen en met een kleine groep van zo’n zes mensen heb ik nog steeds contact. Dan gaat het alleen heel soms nog over de oorlog.’ Ook heeft ze veel gehad aan Joost, een alternatieve hulpverlener die haar onder hypnose bracht. ‘Als de gangbare methoden niet helpen, ga je op zoek naar alternatieve manieren om erachter te komen wat je precies dwars zit.’

‘Een aantal jaren geleden heb ik onder hypnose iets meegemaakt wat met het tehuis en met mijn vader te maken had. Ik was aan het lopen en kwam in een grot waar allerlei werktuigen lagen, onder andere een zware, hydraulische boor. Joost zei tegen me dat ik die op moest pakken. Mijn handen trilden, zo zwaar was die. Hij moedigde me aan de boor te gebruiken en het lukte me om een gat in de muur te boren. Daardoor kwam ik terecht in een lange, geplaveide kloostergang. Er waren ramen waardoor licht viel, het was niet angstig. Ik kwam in een keuken waar ik eten kreeg, vervolgens in een kerkruimte die naar en bedreigend was. Voor me stond een man naar wie ik toe moest lopen en die vijandig voelde. Ik was verstijfd totdat mijn hulpverlener zei dat ik moest proberen mezelf boven de situatie uit te tillen en er als het ware van bovenaf naar te kijken. Dat lukte en later zag ik het verband met mijn vader. Die angst aanjagende man droeg dezelfde pij als mijn vader. Je moet weten dat mijn vader in een Franciscaner pij begraven wilde worden, ik heb nooit geweten waarom. Hij stierf jong, dat vonden we vreselijk – hij was 54 – en toen hij in de open kist lag ben ik niet gaan kijken. In die hypnose kwam een verborgen stuk uit mijn verleden naar boven.’
‘Ik ben nu 76 en pas op mijn 45e kon ik mijn verleden een beetje doorgronden. Sindsdien ben ik met vallen en opstaan wel gegroeid. Ik heb alles zelf moeten bevechten. Daarom heb ik mijn kinderen na de scheiding de volle ruimte gegeven zich te ontwikkelen, omdat ik zelf die kans niet heb gehad. Twee belangrijke dingen die ik heb geleerd: laat je niet voor de gek houden – aan mensen die huichelen heb ik een bloedhekel – en ik heb het nodig om van iemand te kunnen houden. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan.’

Verhalen uit het dossier Jeugdzorg Cie. de Winter