Griepje

griepje“Instelling zonder kindermishandeling”

Onderzoek naar de omvang van het misbruik onder druk

Na de getuigenissen en de bijhorende commentaren betreffende kindermishandeling in de media blijven slachtoffers van kindermishandeling met een verweest gevoel achter. Pedagogen, therapeuten en politici geven commentaar bij de opgevoerde casussen. Ook de kinderrechtencommissaris Vanobbergen belicht de duistere plekken. Toch meen ik dat het probleem niet opgelost geraakt als je enkel de slachtoffers die zich melden opvangt. Ze begeleiden naar gespecialiseerde hulp is natuurlijk belangrijk. Maar als je niets mag of kan doen aan het dadersysteem, lever je dan wel goed werk?

Hoe het probleem van kindermishandeling nu onder de aandacht komt en weer zal worden afgevoerd is heel herkenbaar binnen de slachtofferverenigingen. Enkele mensen mogen met hun verhaal even worden opgevoerd maar hoe ze in hun rechten hersteld worden en hoe daders gevolgd moeten worden, in dat debat hebben zij geen plaats.

Meer zelfs slachtoffers mogen hun verhaal individueel wel doen, maar ze mogen niet als groep hun problemen aankaarten. Dat maakte de parlementaire commissie rond seksueel misbruik in de kerk (2011-2012) duidelijk. Toen wij als slachtoffergroep ‘Mensenrechten in de Kerk’ gehoord werden in die Commissie was de terechte vraag van vele politici-commissieleden dat wij wel getuigden dat er vele slachtoffers van seksueel misbruik in de kerk waren maar dat wij geen cijfers noemden. In die dagen verklaarde zelfs de generale overste van de Broeders van Liefde, René Stockman in de media: “Devillé noemt nooit namen”. Dat was correct. Maar de parlementaire commissie had wel meer concrete cijfers nodig om de omvang van het probleem te kunnen inschatten. Daarom werd binnen de Parlementaire Commissie een systeem uitgewerkt waardoor wij wel onze cijfers en namen konden melden mét de garantie dat de privacy gegarandeerd werd. Commissieleden konden de tabellen inkijken maar mochten ze niet openbaar maken.

Het werk van deze Parlementaire Commissie heeft duidelijk aangetoond dat dit onderzoekswerk nodig was. Maar er moeten ook uitvoeringsbesluiten komen. Want ondertussen zijn meer dan 600 dossiers ingediend bij Arbitrage en meer dan 200 bij de bisschoppelijke Opvangpunten zodat eindelijk na meer dan 20 jaar strijd erkenning kan geschieden. griepje 2

Voor een griepepidemie kan het wel

Wat niet in de openbaarheid kwam was het feit dat broeder Stockman onze werking in de media afschilderde als een groep die enkel tot doel had de kerk zwart te maken of enkel vage beweringen niet wist hard te maken omdat wij nooit cijfers of namen gaven. Ondertussen legde diezelfde overste in alle stilte tegen ons een klacht neer bij de Privacycommissie omdat wij aan de Parlementaire Commissie lijsten met namen van slachtoffers hadden bezorgd. De Privacycommissie vond de klacht van broeder Stockman gegrond genoeg om ze naar het gerecht door te sturen. Enerzijds kregen wij het verwijt nooit namen te noemen en anderzijds, als wij dan toch het probleem met concrete cijfers op vraag van het Parlement moesten hard maken, worden wij aangeklaagd voor het schenden van de privacy.

Hoe kunnen slachtofferverenigingen dan kenbaar maken hoe groot de omvang van het probleem is als ze binnen hun vereniging zelfs geen lijst met meldingen mogen maken? Ze kunnen zich wel melden bij 1712. Hun klacht wordt zo enkel herleid tot hulpverlening. Maar nooit tot het in kaart  brengen van de omvang van de problematiek… en in ieder geval zal er geen actie ondernomen worden naar de agressor toe… en zij die hem eventueel een hand boven het hoofd houden. Structureel worden slachtoffers het zwijgen opgelegd. Hoe kan de overheid, laat staan de gehele samenleving, zicht krijgen op de toestand als cijfers niet met regelmaat bekend gemaakt worden? Voor een gewone griepepidemie kan het wel. Het werkt bovendien preventief. Voor kindermishandeling kan het blijkbaar niet. In die zin begrijp ik de zorg van de  kinderrechtencommissaris maar al te goed als hij schrijft dat kinderen wel omringd zijn door zorg, maar dat ze toch niet veilig zijn. Heeft de gehele bevolking niet het recht op informatie over de omvang van het probleem? Mag niet geweten worden in welke instellingen kinderen een risico lopen en in welke niet? Scholen, instellingen, sportclubs e.a. kunnen wel een label krijgen als “school tegen racisme” of “pestvrije school”. Wie onthult de eerste gedenkplaat in een kindertehuis met daarop de tekst “instelling zonder kindermishandeling”? Cijfers over de toestand krijg je pas na een degelijke bevraging op basis van wetenschappelijke criteria en na duidelijke regelgeving. Zou daar niet stilaan aan begonnen kunnen worden? En vooral kunnen slachtoffergroepen daar op z’n minst niet over gehoord worden?

Rik Devillé

www.mensenrechtenindekerk.be