Het ware karakter

Paus Benedictus bood onlangs zijn excuses aan voor het vele geweld dat in de historie van de kerk veelvuldig is voorgekomen, en dat hier duidelijk sprake was van misbruik van het christelijke geloof, tegenstrijdig met zijn ware karakter. Aldus Benedictus / Ratzinger.

Het ware karakter is een vage typering van de leider van een instituut die boogt op iemand die op Jezus lijkt en de ethische opvatting heeft met alle geweld te breken. Als het nu ging om fouten of kleine, strafbare feiten maar een paar eeuwen lang gedreven worden door waanzin, in een keten van bloedige oorlogen betrokken zijn tot het meewerken met de Nazi’s, de ellende van verkettering, vrouwenverbranding teveel om op te noemen, om dan op een Zondagmiddag in Assisi waar de ons bekende Franciscanen hun inspiratie uit putten, even een excuus te maken.

Het ware karakter, je vraagt je dan wel af ‘wat is het ware karakter’? Benedictus / Ratzinger misbruikte zelf het Christelijk geloof als in zijn bisdom een pastoor jarenlang kinderen misbruikte, ondanks de waarschuwingen van een psychiater, hij zelf en zijn hele club de andere kant uitkeek. Wir haben nichts gesehen!

Het ware karakter streeft hier naar macht, daar gaat het de kerk om, zonder geld en macht is er überhaupt geen karakter, en kan het de wereld niets verkopen dan een ontroonde God en een uitgedoofd heilig vuur dat geen enkele priester, bisschop ten toon heeft kunnen spreiden. Dit stoffige, bevuilde narcistische kerkgenootschap draait de ware identiteit van het geloof zelf de nek om.

Het ware karakter was en is ver te zoeken als op een snuiverige manier Simonis ontkend dat de top er niet van af wist. Ik sprak de taxi-chaufeur twee dagen later na Simonis beroemde uitspraak in Pauw en Witteman, de eerwaarde naar huis reed. Die vertelde dat Simonis zijn schouders ophaalde toen zijn woordvoerder op zijn blackberry allerlei boze reacties binnen kreeg. De oud-bisschop / kardinaal kon het niet veel schelen. Zijn ware karakter verborgen voor de buitenwereld maar heeft Benedictus Simonis op zijn flikker gegeven? Dat zou pas van karakter getuigen.

 

Eigen lied voor onder de douche

De heer ……, deed op 19 mei 1955 communie en zou daarna (onder nummer 234) 2 jaar op Bleijerheide verblijven (oa als misdienaar). Hij is toen bijna 2 jaar lang misbruikt door pater Crispinus (of Crispines), wat inhield dat hij 3 of 4 keer per week door die pater werd afgetrokken. (Hij is niet verkracht) En hij heeft datzelfde misbruik ook bij vele anderen gezien, met name in de wasruimte (waar de douches waren). Dan moest er zgn. gecontroleerd worden of men zich wel goed had gewassen.

Vlak voor een kerstvakantie werd het dhr. ……te veel en luchtte hij zijn hart over het misbruik bij prefect Mansuwetus (of Manswetes, moest een kleine, dikke man zijn). De vakantie werd onmiddellijk ingetrokken (terwijl men maar 3 x 2 weken per jaar naar huis mocht), de prefect misbruikte hem vervolgens ook (op dezelfde manier als Crispinus) en heeft hem tijdens die vakantie meerdere malen mishandeld en vernederd. Er was überhaupt sprake van veel fysiek geweld en vernedering. Vaak vonden straffen in de refter plaats, tijdens het middageten. Dat is de heer ….. ook overkomen. De broek moest af en er volgden 10 stokslagen (met een kastiebalplank). Als er geslagen werd, moest het slachtoffer ook wel eens zingen. (Bleijerheide had een eigen lied van 3 coupletten). Dhr. ….. wist bijv. nog dat hij moest zingen

“mooie tijd daar doorgebracht hoe vaak heb ik al gedacht aan die mooie tijd der jeugd die mij schonk zovele vreugd”

De heer ……heeft veel last gehad van wat er gebeurde in deze periode. Het heeft zijn leven getekend. Hij kreeg last van depressies of juist agressieve buien, totdat eea zo´n vorm aannam dat hij afgekeurd is en op 40-jarige leeftijd moest stoppen met werken. Daarbij is het een van de belangrijkste redenen dat ik hem (wekelijks) begeleid vanuit mijn functie als psychosociaal therapeut. De berichten rond Bleijerheide maken hem thans extra overstuur, hij slaapt en eet slecht. Desondanks wil hij graag aangifte doen.

 

Te hoge rekeningen arme broeders Franciscanen

Hi Bert, Ik kan nog steeds niet goed de moed opbrengen om te schrijven wat er allemaal in me omgaat van die jaren dat ik in Bleijerheide op het Pensionaat was, edoch, ik probeer het. Mijn broer en ik werden er geplaatst door mijn ouders omdat de gezinssituatie niet goed was thuis. Ineens hoorden we dat we naar een pensionaat moesten. Dat zou goed voor ons zijn! Ja, dat klopt dus, niet, ik word er al mijn hele leven aan herinnerd, aan alle leed, wrok jegens het geloof en ellende.

We kregen een nummer toebedeeld, dat moest in alle kleren en eigendomsstukken genaaid worden. Ik had 157 en mijn broer 223. Toen we er waren kreeg ik al te horen dat ik geen kontakt mocht opnemen c.q mocht praten met mijn broer, die was 3 jaar ouder dan ik en zat op de MULO. Ik werd geplaatst in de 5e klas. Ik spreek hier over de jaren 1958 – 59 en 1960. Als ik probeerde met mijn broer te praten volgde daar meteen een reactie op van de pater die dienst deed op het schoolplein. De 5e klas is goed verlopen, qua leren. Ik haalde goede cijfers en behaalde er menige Erekaart, dat was een extra vermelding voor het beste rapport.Het 2e jaar op Bleijerheide zat ik in klas 6 VK bij broeder Stephanus. Over hem geen kwaad woord. Het enigste wat hij mij flikte, was, nadat ik een reactie had gegeven na een onterechte beschuldiging, hij dat meteen op het rapport vermeldde!! “Harry moet meer eerbied voor het gezag hebben en op zijn woorden letten.” Dus dat was thuis weer ;uitleggen, wat staat daar? Dat die reactie’s kwamen van opgekropte gevoelens en woede. dat hadden mijn ouders niet door. Als ik er over wilde praten werd mij meteen de mond gesnoerd. Hoe durf je zoiets te zeggen, dat doen geestelijken niet. En nu je mond houden!!!

Ook stond vaker op de rekening die mijn ouders kregen dingen vermeld die helemaal niet klopten. Bijv. extra feestmaaltijden? Bezoeken aan iets ? Bijna iedere keer kapotte ramen(door een van ons met voetballen ingetrapt) enz. Van dat alles klopte niets. Maar mijn vader geloofde dat niet. Dus de boel belazeren deden ze ook, als ze dat bij meerderen deden dan komt de kassa wel vol! Dit is mijn gedeelte van het verhaal. als mijn broer dat wil, moet hij zelf maar reageren. Ik weet wel dat hij ontiegelijk veel slaag heeft gekregen van br. Wiro en br. Wenceslaus. Een keer per maand hadden we ouderbezoek en een keer mochten we een weekend naar huis. Tijdens de bezoeken van mijn ouders werd er altijd door hun met de paters gesproken. Ik merkte dat meteen s’avonds, dan moest ik op het matje komen. Wat heb jij gezegd tegen je vader? Zo kom maar eens hier en dan begon het spelletje weer. Op de schoot bij broeder Jacobus en zgn klappen krijgen. Die vuile viezerik, steeds met zijn handen aan je piemeltje voelen, dat was het enigste wat hij deed. Tegen je aanrijden als een geile beer. Ik kan het bijna niet opschrijven. Hij (Jacobus) was meestal mijn zaalboeder, samen met br Nicolaas, maar bij Jacobus had ik het altijd gedaan. Hij snuffelde heel vaak in mijn kastje en vond ook nog meestal wat. In mijn jeugdige overmoed trapte ik er meestal in. Hij vond dan weer eens pin up foto’s , dan weer eens een padvindersmes en ga zo maar door. Die spullen kreeg ik dan nooit meer terug. Wat ik wel terug kreeg was het ritueeel; voorover op zijn knieën en hup, het herhaalde zich weer. Als ik tegenstribbelde werd ik vastgegrepen en ging hij gewoon verder. Alsof hij het nog leuker vond als ik tegenstribbelde. Als hij dienst had op de slaapzaal kwam hij altijd als een dief stiekum aangeslopen tussen de rijen met bedden, ik rook hem als het ware aankomen in zijn donkere pij. Die vieze geur die ik moest opsnuiven als ik weer eens voorover op zijn knieën moest liggen. Ik hield me altijd slapende, want ik wist dat hij meestal een jongen mee nam naar zijn chambrette. Ik heb dat vaker gezien.Ook tijdens het douchen was hij er altijd bij, de gluurder. Inspectie uitvoeren, of je je piemeltje wel goed gewassen had!

Ik ben ook een keer weggelopen, nou dat heb ik geweten! Boven aan de grens hadden ze me al te pakken. Slaag als een jonge hond viel je dan ten deel. Je deed het dan niet gauw een tweede keer.Wat betreft de psychische mishandeling kan ik zeggen dat de orde en tucht die in de refter gehanteerd werd, niet normaal was. Broeder Johannes Vianny (bijnaam Buikje) zat er bijna altijd met een kastieplank tussen zijn benen geklemd te wachten of iemand in de fout ging, zodat hij kon meppen. Ik kan je vertellen, die plank kwam hard aan op je achterste. Tijdens het eten werd ook de post uitgedeeld. Hoe vaak mijn post niet was opengemaakt, ik weet het niet meer, maar ze lazen heel vaak mijn brieven. Ook de brieven die ik verstuurde waren vaak eerst gelezen en dan pas doorgestuurd. Ik hoorde dat achteraf dan. Die broeder buikje heeft er voor gezorgd dat ik na die tijd en nu nog sommige dingen niet kan eten. Als hij zag dat je bijv. iets niet lustte, omdat je te weinig ervan op je bord had, was hij het die je met een lachend gezicht en de opmerking “Oh, heb jij dat zo graag? een volle kom, van die blinkende ijzeren hotelkommen, op je bord mieterde. Hij bleef dan staan tot je kokhalzend alles op had. Ik zie de smerige glibberige speklappen nog voor me. Onbeschrijfelijk.

Je moest ook gaan biechten. Ik kan me herinneren dat ik in de biechtstoel te horen kreeg dat ik ’s avonds naar de kamer van de frater moest komen na het eten. Daar werd je verteld in een toon van , was dat lekker als je dat doet? En hoe vaak doe je dat? Uitvragen tot aan het bot. Onder de noemer seksuele voorlichting. Ik zie hem nog zitten met een slot en een sleutel in zijn handen. Symbolisch voor de man en de vrouw. Het enigste wat ze wilden was praten over hoe je iets deed enz. Tot nu toe heb ik dit niet mijn kinderen besproken. Ik ga het wel doen. Ze hebben het recht om dit te weten. Mijn vrouw weet het wel, zij heeft er veel moeite mee. Zij is erg katholiek opgevoed en ook zo ingesteld. Ik hoop dat ik de herinnering aan die voor mij slechte jaren meegemaakt daar in Bleijerheide nog eens kan wegpoetsen uit mijn herinnering. Nu nog niet, ik denk er bijna iedere dag aan, soms met haat, dan weer met een gevoel van; WAAROM. Ik was nog zo jong, 11 jaar. Het hele gedoe heeft een onuitwisbare indruk bij mij achtergelaten. Ik doe er enkele foto’s bij van uit die tijd. De namen van de jongens en de broeders erop heb ik er ook bij als je die wil hebben. Met vriendelijke groet H. W

Vredesinternaat te Bleijerheide

Vandaag wilde ik een aanvulling / commentaar geven bij onze grote vriend, broeder Servatius, Franciscaan. Uit onverwachte hoek kregen we een steunbetuiging die ik jullie en de commissie Deetman uiteraard niet wil onthouden:

Paus Benedictus XVI heeft donderdag ”vol schaamte” toegegeven dat het christendom geweld heeft gebruikt in zijn lange historie.  De paus sprak op een bijeenkomst van ongeveer 300 leiders van allerlei religies in Assisi, thuisstad van de heilige Franciscus. Hij voegde eraan toe dat bij het geweld ”duidelijk sprake was van misbruik van het christelijke geloof, tegenstrijdig met zijn ware karakter”. (einde quote Benedictus).

Servatius was een viespeuk en een sadist. Ik heb hem jongens af zien ranselen om niets, mijzelf inbegrepen. Hij had ook de gewoonte om als het licht uit ging op de slaapzaal langs de bedden te lopen om te kijken of er iemand niet in slaap was en ging dan op de rand van zijn bed zitten, en dan ging zijn hand soms onder de dekens. Bij mij heeft hij dat nooit gedaan, ik deed altijd net of ik sliep zodra het licht uit ging. Wel had hij de gewoonte om tegen je aan te rijden bij elke gelegenheid die zich voordeed. Je hoefde maar iets verkeerd te doen of hij werd kwaad, gooide met kopjes, of iets wat er voor handen lag. Ook kwam hij vaak de douche in om te kijken ,rug schoon,voeten schoon, en oortjes moeten glimmen,en dit (en dan tikte hij op je plasser) ook schoon maken. Als je pech had kwam hij later terug om te kijken of ALLES inderdaad schoon was. Deze gefrustreede kindermisbruiker hoort thuis in het rijtje waar Benno. L ook onder valt. Hij was een pure sadist. Ik ben blij dat hij niet meer de kans krijgt om zich te vergrijpen aan kinderen die zich uit angst voor tegenmaatregelen zich maar stil moesten houden en dit voor de rest van hun leven met zich mee moeten dragen. Servatius heeft mij een paar maal betast, een maal tijdens het omkleden voor de gymles, en nog twee maal onder de douche. Maar vaker nog stond hij tegen je aan te wrijven en te rijden.

We zullen de komende dagen enkele verhalen uit het Engelen dossier over Bleijerheide publiceren. Ik wil hier mijn eigen commentaar aan toevoegen daar we de hulp die wij kunnen bieden bij steun bewijzen, groter en toegankelijker te maken. Anderen kunnen ook reageren op verhalen en hun commentaar geven, helderheid te brengen in de duistere misbruik zaken zoals wij die hebben meegemaakt op Bleijerheide, internationaal zedentehuis voor opgroeiende kinderen. Hieronder een getuigenis over broeder Jacobus die ik als eerste broeder leerde kennen en toezicht had op onze slaapzaal. Jacobus tilde ieder jongetje op een kistje na het tandenpoetsen en oren schoon maken. Terwijl hij dit deed ‘dwarrelde’ zijn handen langs je pyjama en soms moest je terug en controleerde hij uitgebreid je oren terwijl je hem hoorde hijgen. Ook zocht hij steeds een jongetje op in het hoekje achter de kastjes. Ik lag daar oorspronkelijk maar werd weggehaald omdat hij mij in de gaten wilde houden en zo een bed kreeg midden op de slaapzaal. Vaak hoorde je gekreun in de hoek, en op zekere dag was Jacobus weg…overgeplaatst.

Ik wil hierbij reeds melding maken van de namen van de twee broeders Fransiscanen welke in al die jaren de ontucht / het misbruik regelmatig met mij pleegden. Dit waren broeder Leonardus en broeder Jacobus. Er waren een aantal anderen die een aantal keren iets probeerden, maar mij uiteindelijk met rust lieten, vanwege mijn nogal fanatieke tegenstribbelingen. Leonardus en Jacobus waren echter, in mijn omstandigheden, voor mijn gevoel een paar “halfgoden”, die je konden maken en breken. Omtrent de aard en de details van het sexuele misbruik kan ik u in een later stadium op de hoogte stellen.

Een en ander heeft bij mij wel geleid tot een aantal nogal grote en zware kompleksen, waarmee ik in mijn verdere leven tientallen jaren heb “geworsteld”. Destijds, rond 1961 / 1962 heb ik mijn moeder en stiefvader van een en ander op de hoogte gebracht. Ik werd NIET geloofd (mijn moeder was nogal zeer fanatiek katholiek), maar er volgde vrijwel onmiddellijk een auto-rit van Maastricht naar Bleijerheide voor een langdurig gesprek met de (nieuwe) “overste” van het internaat.

Ik moest langdurig op de parkeerplaats in de auto blijven wachten en als het nodig zou zijn dan zouden ze mij wel roepen. Na afloop van het gesprek werd mij door mijn moeder o.a. het volgende verteld:

a.

de overste had toegegeven dat hij op de hoogte was van het feit dat er een enkele keer sprake was van “licht” sexueel misbruik

b.

als er een officeel onderzoek zou gaan plaatsvinden (en dat wilde IK) dan zouden naar alle waarschijnlijkheid de betreffende broeders worden overgeplaatst naar een plaats waar geen jongens waren, ze zouden dan bijvoorbeeld op het land moeten werken en voor de rest van hun leven “met een kruis boven hun hoofd rondlopen”.

c.

met name DEZE uitspraak heeft mijn moeder en stiefvader er uiteindelijk toe gebracht van iedere verdere aktie af te zien. Men kan in Bleijerheide, of wie of waar dan ook, niet de stelling blijven innemen, dat niemand ergens van op de hoogte was of iets heeft gemerkt. De overste van Bleijerheide was reeds in 1961 / 1962 wel degelijk op de hoogte van wat er zich binnen het internaat allemaal afspeelde.

 

 

Crispinus speeltje te Bleijerheide

Ook ik was destijds een ‘speeltje’ van een broeder. Evenals Luc heb ik van 1961 tot 1964 op Franciscaner jongenspesionaat Bleijerheide mogen vertoeven. Wij waren wel jaargenoten maar geen klasgenoten en hadden derhalve een andere ‘beschermengel’. Die van mij was broeder Crispinus en ook ineens overgeplaatst naar Gemmenich of zoals broeder Alphons zo leuk opmerkte dat er plotseling weer een stoel leeg was in de eetzaal. Via zoektochten op internet en vele telefoongesprekken, heb ik de naam en adres van broeder Crispinus kunnen achterhalen. Met behulp van een pater van de Stichting ‘Hulp en (On)Recht’ en een psychotherapeut van het Altrecht in Utrecht, ben ik een confrontatie met die man aangegaan. Al de mij bekende feiten heb ik toen opgenoemd. Na afloop wist hij alleen te zeggen dat hij mij niet kende en niets af wist wat ik opsomde. Dat was dus einde verhaal en we gingen uitelkaar. Wat was die pater (Jezuiet) van Hulp&Recht opgelucht…. Stel je voor hij moest zijn eigen nest bevuilen. In 2002, toen ik die confrontatie had met broeder Crispinus, had ik een lang verhaal op papier gezet en dat toen aan hem voorgelezen. Hierin stonden allerlei feiten over hem in wat hij natuurlijk allemaal ontkende. Behalve dat zijn moeder uit Klazienaveen kwam en dat hij plotseling was overgeplaatst. Jammer dat ik toen niet wist wat de reden van overplaatsing was.

Helaas is dat verhaal door een ‘crash’ van de harddisk verloren gegaan. Donderdag heb ik daarom een schriftelijk verzoek ingediend bij het Altrecht Utrecht om alles wat in mijn dossier staat, te mogen copiëren. Zodra ik dat binnen heb, kan ik het wel toesturen. Ook de burgerlijke naam en huidig adres van Crispinus liggen in dit dossier plus de naam van die ‘behulpzame’ pater van Stichting ‘Hulp & Recht”. Inderdaad kan de financiële genoegdoening aan een goed doel gegeven worden want persoonlijk heb er geen moeite mee om de Katholieke Kerk tot op het bot uit te kleden. Want naast dat ik, na bekendmaking van die schandalen in Amerika, totaal in een depressie ben geschoten en langdurig in therapie ben geweest, heeft mijn ‘beschermengel’ me destijds zo’n harde klap met zijn vlakke hand tegen mijn gezicht/oor gegeven dat ik daar jarenlang last van heb gehad en ten slotte in 1977 geopereerd ben aan dat oor omdat er een gaatje in mijn trommelvlies zat. Hetgeen 1 week ziekenhuisopname betekende en daarna 3 weken niet kunnen werken. Maar al de sexuele vernederingen en zijn sadistische uitspattingen, stellen in verhouding weinig voor in vergelijking met die jarenlange geestelijke angsten. En bovenal ook nog eens om door je medeklasgenoten uitgemaakt te worden als “Het kindje van de broeder”. Alsof dat zo’n pretje was.