Niet over kunnen praten

Ofwel….de mentale / totale controle over de geest

Cees Morsch werd vier jaar lang misbruikt door een broeder. Hij kon er zestig jaar niet over praten. ’Ik krijg nog kippenvel als ik er aan denk’

Henk-Jan den Ouden

HEILOO

Cees Morsch werd vier jaar lang misbruikt door een broeder in de Willibrordustichting. Hij kon er zestig jaar lang niet over praten, maar doorbreekt nu het stilzwijgen.

Cees Morsch is als tiener vier jaar lang misbruikt in de Willibrordusstichting in Heiloo. Broeder Arimathea – werkzaam als fotograaf op de Stichting – interesseerde hem voor fotografie, en voerde vervolgens in zijn donkere kamer met Cees allerlei seksuele handelingen uit. Het duurde vier jaar, tot Arimathea voor de ogen van Cees overleed. Cees heeft er zestig jaar lang mee moeten leven. „Door mijn misbruik kon ik geen relatie aangaan. Het heeft mijn geloof in de liefde ondermijnd. Het heeft mijn leven flink verpest.” Hij kon er niet mee naar buiten komen, omdat een groot deel van zijn familie afhankelijk was van de Stichting. Nu vertelt hij zijn verhaal. In een indringend boek, met de korte, toepasselijke titel ’Misbruikt’.

„Ik heb geprobeerd er niet één grote aanklacht van te maken”, zegt hij, thuis in Limmen. „Maar wat daar op de Stichting is gebeurd, heeft een grote invloed gehad op mijn leven. Mijn leven is deels verpest. Het misbruik zit zo diep, ik word vaak emotioneel als ik erover vertel. Maar het is niet iets wat je zomaar wegstopt. Het is niet of nauwelijks mogelijk voor me geweest om een duurzame relatie te hebben. Altijd was mijn hele lichaam één bonk wantrouwen. En dan wordt een relatie lastig.”

Zestig jaar lang heeft hij gezwegen over wat er gebeurd is. „Ik kón het niet vertellen. Thuis waren we grotendeels afhankelijk van de Stichting. En dat gold ook voor onze hele familie, van moeders en van vaders kant. Opa, ooms, bijna allemaal werkten ze bij de Stichting, zo’n tien gezinnen waren er financieel van afhankelijk.’’

Blijven zitten

Het misbruik heeft vier jaar geduurd: van Cees’ tiende jaar tot zijn veertiende. „Ik ben, door wat er gebeurde, op de middelbare school in de tweede klas blijven zitten en in de vierde weer. Ik kon mijn ouders de reden niet uitleggen. Dat zou grote gevolgen hebben voor mijn vaders’ functie op de Stichting. Dat kon ik mijn familie niet aandoen. Dat besefte ik ook al als opgroeiend kind.’’

Ik heb door het misbruik ook een afkeer gekregen van de katholieke kerk, waardoor ik veel onenigheid met mijn vader kreeg. Hij wilde zijn kinderen een goede katholieke opvoeding geven.’’

Uit het boek blijkt duidelijk dat de jonge Cees de toenaderingen en seksuele handelingen van broeder Arimathea verafschuwde. ,,Ik had een lichamelijke afkeer van die man. Ik vond het vreselijk. Maar ergens heb ik er ook een dubbel gevoel over. Arimathea heeft me wel het vak van fotograaf geleerd.”

De broeder vond dat Cees talent had, en dat bleek ook wel. „Ik ben na de HBS in militaire dienst geweest, ben piloot geworden. Daarna ben ik een reclamebureau begonnen waarvan fotografie en film een belangrijke basis vormden. Dat heb ik toch te danken aan de periode die ik met broeder Arimathea doorbracht.”

Slagboom

Na zijn zestiende, toen Arimathea was overleden, werkte Cees op de Stichting als vakantiewerker op verpleegafdelingen. Tijdens deze periode werd bij de Stichting bij de ingang plots een slagboom geïnstalleerd. Cees wist van niets. Bij het verlaten van het terrein werd hij verblind door de laagstaande zon. „Ik knalde er met mijn brommer, een buikschuiver, zo tegenaan. Toen heb ik mijn tong afgebeten, letterlijk. Hij hing nog aan een paar vleselijke draadjes. In het ziekenhuis hebben ze hem weer aan elkaar genaaid. Ik dacht: dit is een teken dat ik mijn mond moet houden over wat er gebeurd is met Arimathea.”

„Een jaar of vijftien geleden kwam het misbruik bij de katholieke kerk in het nieuws. Ik heb me toen gemeld bij de orde die de Willibrordusstichting had opgericht en leidde: de Congregatie van de Broeders van Onze Lieve Vrouwe van Lourdes uit België. Toen ik daar binnenkwam, zaten daar al acht mannen, aan een grote ronde tafel. Mannen van mijn leeftijd: vijftigers, zestigers. Ze zaten allemaal te huilen.”

„Eén voor één werden we uit de kamer weggeroepen, om bij het hoofd van de orde te komen. Ons werd een schadevergoeding aangeboden voor het doorstane leed. Een aalmoes, voor de tientallen jaren van mijn leven waarin het misbruik mijn geluk in de weg stond.’’

Gezwegen

Bijna zestig jaar heeft Cees Morsch, nu 73, gezwegen. „Tot er een moment kwam dat ik dacht, ik moet het opschrijven. Ik vertel gewoon hoe het gebeurd is. Ik heb de foto’s die broeder Arimathea en ik toen gemaakt hebben, zestig jaar lang bewaard. In een blikken doos. Alle foto’s.” Een aantal ervan staan boven de hoofdstukken in zijn boek.

Hij begon met schrijven toen hij, een paar jaar geleden, terug kwam uit België, naar deze regio. Hij hervond Ina Nieuwenhuis, een jeugdliefde. Ze trouwden en Ina stimuleerde hem het boek te schrijven om zijn verhaal te kunnen delen en het gebeurde een plek te geven.

In het boek beschrijft Morsch de gebeurtenissen van zestig jaar geleden minutieus. Heeft hij een dagboek bijgehouden? „Nee, alles zit in mijn geheugen gegrift. Ik krijg er nog kippenvel van als ik eraan denk of erover vertel. Dat is een autonome reactie van je lichaam die je niet in de hand hebt.”

„Ik heb betrokkenen uit het verleden op de hoogte gesteld van mijn boek. Ze hebben buitengewoon positief gereageerd. Op 10 maart wordt het boek gepresenteerd in de ’Verhalenkamer’ op het landgoed Willibrordus.’’

’Misbruik’, een minutieuze beschrijving

Cees’ vader werkt als kleermaker voor de Stichting. Als Cees tien jaar is, komt Broeder Arimathea bij zijn ouders thuis om foto’s van het gezin te maken. Hij merkt Cees’interesse voor de techniek op en vraagt hem meteen of hij erbij wil zijn als hij de foto’s ontwikkelt in zijn doka in de Stichting. Cees, wiens interesse in fotografie al gewekt was, accepteert gretig; zijn ouders zien er geen kwaad in.

In de doka helpt hij broeder Arimathea een beetje met het ontwikkelen. De man laat er geen gras over groeien en trekt Cees meteen op schoot. Die durft er niets van te zeggen. En Arimathea benoemt hem stante pede tot zijn assistent. Al bij de tweede afspraak in de doka wrijft hij over Cees’ rug en onderbuik. Handig voor hem is, dat de rode lamp op de gang buiten brandt. Dan mag broeder Arimathea niet gestoord worden. Hij geeft hem een omhelzing en ’iets wat op een kus lijkt’. Cees vindt het allemaal niet prettig en probeert telkens een excuus te zoeken om bij de man vandaan te glippen.

Uit het boek: „Hij kon het niet laten af en toe aan me te zitten. Geregeld sloeg hij een arm om me heen, aaide hij over mijn rug, drukte hij zich tegen mij aan als ik aan het ontwikkelen was of legde hij een hand op mijn buik. In het vuur van het bezig zijn merkte ik het nauwelijks. ”

De broeder gaat steeds verder, de eerste echt seksuele handelingen volgen. Cees vindt het allemaal een beetje vreemd, maar heeft vertrouwen in Arimathea. „Hij is toch een broeder? Hij houdt op zijn manier van mij.” Cees koestert ondanks alles ook een soort vriendschap voor de man. Die leert hem alles over fotograferen, maar het misbruik wordt erger en erger. Cees beschrijft de details nauwgezet in het boek. Het duurt tot Arimathea, vier jaar later, op 65-jarige leeftijd in zijn doka overlijdt, terwijl Cees erbij is en foto’s ontwikkelt. Arimathea ligt begraven op het kerkhof op het Willibrordusterrein.

Cees vertelt in een nuchtere, directe stijl. Hij vermeldt niet alleen over het misbruik. De lezer leert en passant veel over fotografie en krijgt inzicht in het werk op de Stichting. Cees geeft ook portretten van diverse patiënten, met gefingeerde namen. En een sfeertekening van het leven in een gezin in de jaren zestig in Heiloo.

Te koop

Het boek is verkrijgbaar in de Verhalenkamer, bij de boekhandel en Bol.com. Het kost 22 euro. Bestellen kan ook, onder vermelding van het CB registratienummer: ISBN 978-90-90-36972-3, en via boekmisbruikt@gmail.com.