In de crypte van de duistere kerk
dalen de fundamenten van het geloof af
onderzoek na onderzoek kwam voorbij
de verering in knoken verstijfd
De eeuwigheid in stof en mijt
De lusten vergaan
En staan op
Op tijd
Het geloof is de tegenpool van het gelijk
wie kan de tongen laten fluisteren
Wie kan het zeggen zonder te spreken
de wind zegt het, en niemand anders
behalve al die vreemden hijgend in morgendromen
Zie ze trekken weg beeld na beeld
Als in een storm van licht
valt het zonnegordijn
een visionair hoeft de werkelijkheid niet te zien
hij hoeft zelfs niet te ademen
God komt binnen
Zonder te kloppen
het geloof is kamerbreed met tapijt
vader, moeder in welke volgorde
stapel, kruisverband of partij
wie z’n kind wegdoet, doet zichzelf weg
er is geen andere volgorde