Broeder Servatius rende over het plein en stoomde blauwe dampen boven zijn woedende blik, op zoek naar een jongetje. Er hadden zich de laatste tijd gespreksgroepjes gevormd op zijn kamer. Het was een hele eer om er uitgenodigd te worden en mee te praten over de onnodige conflicten onder de engelen jongetjes. Broeder Servatius kon zo heel goed de verhoudingen onder de jongens peilen en naar zijn hand zetten. Servatius vond het vervelend om alleen te staan, zijn spel bestond uit zowel brute kracht, slaan, isolatie straffen als pappen en nathouden wanneer dat nodig was. Bijvoorbeeld bij het twee wekelijkse schrijven naar ‘thuis’. Dat begon steeds met veel lachen als wij verplicht dit uurtje brieven schrijven, dan merkte je dat broeder Servatius ontspannender en zonder harde hand de rijen naar binnen loosde om plaats te nemen in ons klaslokaal. Broeder Servatius zat achter de lessenaar en dicteerde klassikaal de brief dat het belangrijke internaatsleven voorspoedig verloopte. Alles ging goed, wij, de englen jongens hadden immers veel lol, sporten als ware Spartaanse helden, nederig zijn tegenover God en zijn geboden maakte van ons brave, volgzame misdienaars. ‘Brave misdienaar’: deze term had broeder S. lachend en speciaal voor mij verzonnen, alleen het werkte niet en de grap verzande in hoongelach maar gaf wel toe dat hij, broeder Servatius vond dat ik ‘mooi en heilig’ uitzag als misdienaar maar daarbuiten voor de duvel niet deugde. Alle brieven waren dan ook loftrompetten over het internaat-zijn, het kloosterleven en vooral onze liefde voor onze grote leider en toeverlaat broeder, beschermheilige Servatius. ‘Thuis’ hoefde zich niemand zorgen te maken over het wel en wee van de naar heimwee snakkende jongetjes. De ‘engelen’ jongetjes van St. Maria ter Engelen, te Bleijerheide.
Broeder Servatius rende opgewonden over het plein, en ieder jongetje wist dat wanneer de broeder tegen zijn pij trapte om sneller vooruit te komen, iedereen zich afzijdig hield, voetballend of niet, de bal werd de andere richting van de razende broeder weggeschopt. Het jongetje dat broeder Servatius zocht had zich echter verschanst in de onderaardse gang onder het schoolgebouw. Het lag tussen het voetbalveld waarlangs een muurtje liep naar de tuin en het schoolgebouw. Deze tuin deed voornamelijk dienst als retraite oord waar de engelen jongetjes hun zonden konden overdenken. Betreden was strikt voorbehouden voor deze katholieke Zondagen van zelfonderzoeking en zonder toezicht verboden te betreden. De ijzeren plaat die op de verborgen ingang van deze tunnel lag werd vaker weggeschoven, en in alle haast vergeten terug te schuiven.
Het engelen jongetje, de brave misdienaar, zocht nu en dan beschutting voor alle internaatsconflicten in deze onderaardse gang die in de tweede wereldoorlog dienst deed voor de broodnodige handel (wapenhandel, mij verteld door broeder Lebuinus) tussen de broeders en haar buren, een straat verder lag immers het achterland: die heimat der arme bruder Franciscus, Duitsland. Woest tilde broeder Servatius de plaat verder van de kuil waar het engelenjongetje zich schuil hield. Iemand had hem verraden. Broeder Servatius trok wild aan zijn armen en haren, greep de verstekeling bij zijn oren en trok hem uit de donkere put. Het engelen jongetje was snel en beweeglijk en draaide zich in een mum van tijd los van de broeder die in zijn pij traag en bezweet het jongetje probeerde vast te grijpen maar eenmaal bevrijd kon hij het mannetje niet meer bijbenen. Al roepend bezweerde broeder Servatius het jongetje stil te staan. De andere jongens keken op het schoolplein angstig vanachter hun spel want de bal rolt gewoon door, hoe dit verfijnd amusementsstuk zich zou ontwikkelen. Wie had hem verraden? Welke straf volgde? Er werd gedreigd: ‘je wordt van internaat verwijderd’!!!! Wie kan het zich nog herinneren…de stokslagen…Smeets! Vanavond 10 stokslagen! Broekje naar beneden. Heerlijk, zo voor het slapen gaan.
De sadist.
Hij ligt ‘r nog.