De bijzondere commissie komt bij elkaar in bijzondere kamers van een Kafkaësk meldpunt. Allemaal om een bijzonder onderzoek te plegen. Nou, laat dat onderzoek maar weg want er gebeurt meestal niets, althans maanden doet men over futiliteiten en als men iets vind dan zijn het eenzijdige, vooringenomen standpunten die daders ontzien. Steunbewijzen, daarvan zei dhr. Stevens ‘ieder steunbewijs is er één‘ kan men langzaam vervangen door ‘ieder steunbewijs sturen wij heen‘, op de stapel andere feitencomplexen of plaatsen des onheils. De bijzondere kamer vind bijzondere redenen om steunbewijzen te ontzien, te vergrendelen of er is sprake van ‘het hoort niet bij de opdracht’? De opdracht van wie? Wie is deze opdrachtgever, dit onzichtbaar stuk metaal dat door steunbewijzen raast en van een parallel procedure een strafzaak met verminderde verjaring maakt. Deze ‘bijzondere kamer’ creëert schuld en boete op het lijstje van de slachtoffers wanneer zij opkomen voor alle steunbewijzen. Er heerst selectieve inbreuk op de steunbewijzen, vanaf het begin rommelt men maar wat aan met de steunbewijzen. Eerst zijn ze niet te vinden, dan komt er een centraal punt waar de JA’s steunbewijs kunnen ophalen en zelfs dan komen andere klachten doelbewust maanden later aan de orde. Ondertussen worden mondige, kritische klagers geschoffeerd met het aloude katholieke middel der excommunicatie. De JA’s doen in veel gevallen alleen aangeven wat de procedure verlangt maar lopen achter in het verwerken van de informatie, die voor een groot deel gestuurd wordt…daar waar het kan.