Ook ik was destijds een ‘speeltje’ van een broeder. Evenals Luc heb ik van 1961 tot 1964 op Franciscaner jongenspesionaat Bleijerheide mogen vertoeven. Wij waren wel jaargenoten maar geen klasgenoten en hadden derhalve een andere ‘beschermengel’. Die van mij was broeder Crispinus en ook ineens overgeplaatst naar Gemmenich of zoals broeder Alphons zo leuk opmerkte dat er plotseling weer een stoel leeg was in de eetzaal. Via zoektochten op internet en vele telefoongesprekken, heb ik de naam en adres van broeder Crispinus kunnen achterhalen. Met behulp van een pater van de Stichting ‘Hulp en (On)Recht’ en een psychotherapeut van het Altrecht in Utrecht, ben ik een confrontatie met die man aangegaan. Al de mij bekende feiten heb ik toen opgenoemd. Na afloop wist hij alleen te zeggen dat hij mij niet kende en niets af wist wat ik opsomde. Dat was dus einde verhaal en we gingen uitelkaar. Wat was die pater (Jezuiet) van Hulp&Recht opgelucht…. Stel je voor hij moest zijn eigen nest bevuilen. In 2002, toen ik die confrontatie had met broeder Crispinus, had ik een lang verhaal op papier gezet en dat toen aan hem voorgelezen. Hierin stonden allerlei feiten over hem in wat hij natuurlijk allemaal ontkende. Behalve dat zijn moeder uit Klazienaveen kwam en dat hij plotseling was overgeplaatst. Jammer dat ik toen niet wist wat de reden van overplaatsing was.
Helaas is dat verhaal door een ‘crash’ van de harddisk verloren gegaan. Donderdag heb ik daarom een schriftelijk verzoek ingediend bij het Altrecht Utrecht om alles wat in mijn dossier staat, te mogen copiëren. Zodra ik dat binnen heb, kan ik het wel toesturen. Ook de burgerlijke naam en huidig adres van Crispinus liggen in dit dossier plus de naam van die ‘behulpzame’ pater van Stichting ‘Hulp & Recht”. Inderdaad kan de financiële genoegdoening aan een goed doel gegeven worden want persoonlijk heb er geen moeite mee om de Katholieke Kerk tot op het bot uit te kleden. Want naast dat ik, na bekendmaking van die schandalen in Amerika, totaal in een depressie ben geschoten en langdurig in therapie ben geweest, heeft mijn ‘beschermengel’ me destijds zo’n harde klap met zijn vlakke hand tegen mijn gezicht/oor gegeven dat ik daar jarenlang last van heb gehad en ten slotte in 1977 geopereerd ben aan dat oor omdat er een gaatje in mijn trommelvlies zat. Hetgeen 1 week ziekenhuisopname betekende en daarna 3 weken niet kunnen werken. Maar al de sexuele vernederingen en zijn sadistische uitspattingen, stellen in verhouding weinig voor in vergelijking met die jarenlange geestelijke angsten. En bovenal ook nog eens om door je medeklasgenoten uitgemaakt te worden als “Het kindje van de broeder”. Alsof dat zo’n pretje was.