Vanaf 2010 ben ik zeer actief met lotgenoten, geschiedenis RKK seksueel geweld maar in feite gaat mijn betrokkenheid en ontboezemingen nog veel verder terug. Okay, laten we beginnen in 1985 toen ik contact kreeg met broeder Lebuinus, ruim 20 jaar nadat ik internaat de rug had toegekeerd. Broeder Lebuinus was bakker in het jongenspensionaat arme broeders Franciscus, te Bleijerheide.
Het was de zelf geproduceerde LP ‘Pop Against Pope’, die mij deed besluiten om met nog twee muzikanten naar Bleijerheide getogen, geheel niet in het verwachtingspatroon dat ik er iemand zou aantreffen.
Doch één broeder (Lebuinus) troffen wij op zijn plek, overigens buiten het klooster, want ze bleken allemaal appartementen te ‘bezitten’, vlak naast het klooster. Het kloosterleven met sobere plekken en gangen, eenvoudig, meditatief leven had plaats gemaakt voor TV, radio, en alle gemakken waar een modern leven zich mee bedient.
Broeder Lebuinus was een erg aardige, vriendelijke, warme man die ook wel ‘de heilige’ werd genoemd en nadat hij mijn verhaal had aangehoord over Pop Against Pope LP, nodigde hij mij alleen uit om terug te komen want zo hadden ze me niet opgevoed om rebelse liederen te schrijven over het internaat, waarvan 1 lied ik niet afkreeg omdat het een apart, lang en vreemd intro kende, een heimelijk, wandelend, spiedend piano loopje waarin de gangen en slaapzalen tot leven kwamen, een broeder(s) op zoek naar….
In het tweede gesprek met broeder Lebuinus werd mij duidelijk wat ik in die intuïtieve piano partij, dat lange intro van het lied Boys School, onbewust had willen uitdrukken. Broeder Lebuinus kwam met een schokkende mededeling: “hij had zich afgetrokken aan mijn bedje”! Hij beschreef precies hoe ik sliep, met de knieën omhoog getrokken als in een foetus houding. De dekentjes waren bovendien naar beneden getrapt dus ik lag min of meer met half blote billetjes te slapen. Zo vertelde hij het, een herinnering van ruim 23 jaar geleden.
Wat ik mij kan herinneren is dat ik me ooit heb omgedraaid omdat ik merkte dat iets bij mijn bedje bewoog, gebeurde en Lebuinus zag weglopen, uiteraard ben ik in slaap gevallen want ja, de broeders flaneerden wel vaker langs de bedjes om te kijken of de jongetjes vredig hun oogjes dicht hielden.
Nu even wat feiten: broeder Lebuinus verving Jacobus begin 1962 als surveillant op onze slaapzaal. Ik was in het nieuwe schooljaar september 1961 aangenomen en ingekwartierd achter de vier muren van het internaat. Broeder Jacobus mocht na ruim zes maanden in 1962 inrukken omdat hij over de scheef was gegaan, de man riep het ook over zich af want hij controleerde iedere avond oortjes, nekjes en tandjes bij ieder jongetje, “lachen”, riep hij dan terwijl hij naast je stond te hijgen.
Ook Lebuinus moest (al na een paar weken) van de een op de andere dag weg en werd vervangen door lol-mep sadist broeder Alphons, die feestjes in zijn chambrettes hield met jongetjes.
Niemand begreep waarom Jacobus en Lebuinus weg moesten, behalve dan het jongetje die tegen zijn ouders verteld had wat Jacobus had uitgevreten.
Jacobus werd overgeplaatst naar het kasteeltje Meersenhoven, bij Maastricht waar hij zijn controle experimenten met jongetjes voortzette. Lebuinus mocht blijven.
Alphons zou de orde wel even handhaven, op zijn manier met veel geweld en rigoureus in zijn oordeel daar een aantal uitverkorenen op zijn chambrette mochten komen.
Ik hoorde daar nooit bij, ik had immers geklaagd tegen Servatius dat een pater mij had betast, en dat leverde mij isolatie op, twee weken excommunicatie, straf schrijven in het klaslokaal dat werd afgesloten. Mijn naam was in ieder geval (onder de broeders) gevestigd.
Niet bij Bulletje, die kon en mocht je verdoven, onderzoeken, iedere keer broekje naar beneden, enfin ik hoef niet steeds
mijn verhaal uitgebreid of in detail te beschrijven want waar het om gaat is dat herinneringen soms even scherp als wazig, als met veel ongeloof verteld kunnen worden. Ongeloof dat broeder Lebuinus zonder veel schaamte je in 1985 meedeelde ‘oh ik heb me afgetrokken’.
Ik heb toen met broeder Lebuinus opnieuw afgesproken om zijn verhaal ‘in totalitieit’ aan te horen, en een camera mee te nemen (hoe stom kan transparantie uitpakken).
Ook heb ik broeder Lebuinus gevraagd waar hij terecht kon met zijn obsessioneel seks gedrag want ik vergeet te vertellen hoe dwangmatig dit deze man heeft beheerst, decennia lang dit probleem van zelfbevrediging, meerdere malen per dag, moest wegpompen. De broeder bakker die met zijn gezegende handen iedere dag het deeg kneedde. Geef ons heden ons dagelijks brood, baden wij dan hardop in de refter met Servatius, Bulletjes beste makker.
Het probleem was: broeder Lebuinus kon nergens terecht, hij wijfelde omdat ik aandrong: “waar kon u terecht met dit dwangmatige gedrag”, want hij had immers tegenover mij opgebiecht dat hij zich toen schaamde.
“In de biecht, ja precies in de biecht”, verklaarde hij opgelucht omdat dit immers geheim en onder de kerkelijke privacy wetgeving viel.
“Wie deed er al zo de biecht, was dat die pater…broeders mochten dat niet doen”, vroeg ik.
‘Ja, de paters van toen”, probeerde broeder Lebuinus een uitweg te vinden uit de kluwen van een Salomons oordeel.
De paters van toen, wie waren dat ook alweer: Te beginnen met de voor mij bekende pater rector Rogatianus Rouwendal O.F.M uit Bussum, die het zeker niet was want ik ben menigmaal misdienaar geweest en heb van de man nooit last gehad; pater Landric ‘Ohne Feine Manieren’, zoals hij zichzelf spottend noemde, heeft enkele gegrond verklaringen aan zijn broek hangen. Dan liepen er nog meer assistenten rond als pater Gijsbertus O.F.M. en pater Lotharius O.F.M. als subdiaken.
Gijsen heeft tenminste één gegrond verklaring, komt sterk overeen met mijn melding, incluis kamertje en godsdienstles. Doch nooit is aangetoond of bevestigd dat hij op Bleijerheide vertoefde, vanuit Rolduc uiteraard.
Nu zeg ik eerlijk, ik weet niet wie die pater was of heette. Hij heeft zich niet voorgesteld in 1961. Hij had een bril en leek op de foto die ik onlangs op een tentoonstelling in het Centre Ceramique te Maastricht zag over ‘Flikker (op) Gijsen’. Gijsen als Landric, beide droegen een bril.
Het ergerlijke is dat er ontkend wordt dat er een onderzoek was (op mijn verzoek) naar het verblijf, of beter het af en toe aanwezig zijn van Gijsen op internaat Bleijerheide.
Ik heb gesproken met bijzonder griffier, mevrouw Oude Breuil die een onderzoek deed naar aanwezigheid Gijsen op internaat Bleijerheide. Dit wordt ontkend en het meldpunt is onwetend over zulks onderzoek, dan vraag ik me af waarover heb ik met bijzonder griffier mevrouw Oude Breuil gezellig zitten keuvelen, in een chique etablissement te Maastricht?
In de uitgave van ‘125 jaar broeders franciscanen’ op pagina 59 wordt in een kantlijn het volgende vermeld:
‘Naast al datgeen wat historisch vermeldenswaard is geweest in klooster en pensionaat in Bleijerheide, gebeurden ook wel dingen die de officiële kronieken niet haalden, maar die toch op de een of andere manier bewaard bleven’.
Vijf jaar MCU, en ondanks dat het Deetman rapport op blz 643 Bleijerheide in 1982 vermeld dat grote delen van de archieven zijn vernietigd (waardoor klagers bewijslast werd ontnomen). Dhr. Bakker (contactgroep) maalt twee jaar geleden over nieuwe archieven die zouden zijn opgedoken en die vervolgens bij Bert Kreemers zouden zijn terecht gekomen (volgens broeder van Dam) lijkt op de een of andere manier het een ander ander in een grote put te zijn verdwenen. De traditie van de officiële kronieken. De reden dat ik geen klacht maar een melding indien want dan heb ik dit verhaal in ieder geval aangetekend en zelf niet laten verdwijnen omdat er zo weinig moedwillige bewijzen zijn.
Geschreven in opdracht van de heilige doofpot geest want zij hebben niets ondernomen om de kinderen te beschermen tegen geweld en seksueel misbruik. De paters en broeders toen!