Februari 2015
De verloren fietssleutel
Als ik die ochtend met mijn boodschappentas bij mijn fiets aankom, ontdek ik dat ik mijn fietssleuteltje kwijt ben .Geïrriteerd begin ik mezelf te bestraffen met : eigen schuld, dikke bult.
Als ik mijn voornemens eens in daden had omgezet, had ik nu in het bezit geweest van een reserve sleuteltje . Op het gemopper van het thuisfront zit ik al helemaal niet te wachten.
Ook al kan ik me dat wel voorstellen, het slot is alleen met een betonstang van het zwaarste kaliber open te breken, dat overigens niet geheel zonder risico is als een brave voorbijgang weliswaar onterecht ons “voor fietsdieven aanziet, ” is 1 1 2 snel gebeld.
Het politiebureau aan de overkant heeft nog wel een agentje in voorraad.
Licht paniekerig besluit ik bij de klantenservice van de bezochte winkels die ochtend langs gaan. Hopelijk heeft een klant ze daar afgegeven. Helaas overal krijg ik nul op het rekest.
Mijn licht paniekerig gevoel slaat nu over in code rood, ‘heftig,.
En net als ik me met mijn vertrouwelijk schietgebedje tot de Heilige Anthonius wil wenden, schiet mijn laatste bezoek bij de balie van de Postbank te binnen.
Het is druk in de bank, ik haast me naar de nummerautomaat en ga op zoek naar een geschikte plaatst om mijn beurt af te wachten.
De lege stoel naast me gebruik ik om mijn schoudertas leeg te halen en kom tot de ontdekking dat ik dagelijks de Duvel en zijn oude Moer in mijn tas met me meeschouw.
Twee slipjes ‘uiteraard schonen,’ . Jarenlang hebben ze me vergezelt: mocht de race-kak zich weer eens
aandienen . Nu ik er weer aan herinnerd word schiet code rood even naar neiging ontploffen .
Vier jaar hadden ze er voor nodig om er achter te komen dat mijn race-kak veroorzaakt werd door een lactose-intolerantie. De Sukkels !!! .
Ik open nu mijn toilettasje en haal drie kammen uit, “alleen s’ochtends maak ik gebruik van een kam”.
Vier lippenstiften, “ik stift mijn lippen bij hoge uitzondering” .
Twee pakjes zakdoekjes, tandenstoker, een dozijn pennen, een opschrijf boekje, twee leesbrillen en een zonnebril .
De bril op mijn neus voorziet me van al deze ongemakken en zijn dus net als mijn reserve slipjes niet meer nodig in mijn tas. Ik haal er nog eentje uit , maar geen fietssleuteltje .
Ik neem de lege tas op mijn schoot en kijk schuchter naar de man twee stoelen verder naast me, die me lichtelijk verbaasd zit aan te staren. Snel stop alles weer in mijn tas.
Op het schermpje van het apparaat zie ik dat mijn nummertje verlopen is .
Ik loop naar het apparaat om een nieuw nummertje te trekken.
Terug op mijn stoel spreek ik in gedachte de heilige Anthonius aan, hij kan toch moeilijk van me verwachten dat ik als een seniel oud wijf al biddend door de bank ga lopen bidden om mijn fietssleuteltje .
Eenmaal aan de beurt vraagt de medewerker achter de balie beleefd waarmee hij me kan helpen.
Ik steek meteen van wal met de vraag of ik mijn fietssleuteltje vanochtend heb laten liggen bij zijn collega, en wijs met mijn wijsvinger naar de collega naast hem, die heel geconcentreerd achter zijn beeldscherm zit. Mijn vraag wordt aan hem doorgegeven.
De man blijft naar het scherm van zijn computer staren, pakt mijn fietssleuteltje dat naast zijn computer ligt en geeft ze aan zijn collega.
Opgelucht neem ik ze van hem aan en bedankt hem hartelijk
Als ik even later weer op mijn vertrouwde tweewieler zit, bedenk ik dat de toekomstige generatie van computers en robots afhankelijk gaat worden.
Els Mulkens