Kindermishandeling: een afbakening
Toen kindermishandeling 45 jaar geleden door artsen op de maatschappelijke agenda werd gezet ging het aanvankelijk alleen om ernstig lichamelijk geweld tegen heel jonge kinderen. Inmiddels dekt het begrip kindermishandeling een veel bredere lading dan toen. In het door ons uitgevoerde onderzoek werd, in overeenstemming met de Wet op de Jeugdzorg, onder kindermishandeling verstaan: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel (Art. 1.lid m.) De wet op de jeugdzorg heeft ook betrekking op kinderen voor wie een kinderbeschermingsmaatregel geldt. Artikel 254 van het Burgerlijk Wetboek 1 noemt ‘middelen die falen om een ernstige bedreiging af te wenden’ als een reden voor zo’n maatregel. Onder middelen worden ook de opvoedkundige handelingen van ouders begrepen, wat een reden is om ernstige verwaarlozing eveneens onder kindermishandeling te vatten. Ook geweld tussen ouders, meestal huiselijk geweld genoemd, wordt beschouwd als een ernstige bedreiging voor het welzijn en de veiligheid van kinderen. Sinds 2003 is geweld tussen partners (huiselijk geweld dus), waarvan kinderen getuige zijn, opgenomen in de registratiesystemen van de Advies en Meldpunten Kindermishandeling en wordt dit beschouwd als een vorm van
Pedagogiek 27e jaargang • 3 • 2007 • 221
F. Lamers-Winkelman, N.W. Slot, B. Bijl
kindermishandeling. In het Leidse onderzoek valt dit onder de categorie ‘emo- tionele verwaarlozing’.
Hoe omvangrijk en ernstig alleen al deze laatste vorm van kindermishande- ling is, moge blijken uit de volgende cijfers. In het jaar 2005 werden er 56.000 incidenten van Huiselijk Geweld in de politiedossiers opgenomen (Ministerie van Justitie, 2006). Het Ministerie meldde verder dat per jaar ongeveer 100.000 kinderen getuige zijn van Huiselijk Geweld, en dus slachtoffer zijn van ‘emo- tionele verwaarlozing’. Kinderen die getuige zijn van geweld zijn ook vaak het slachtoffer van fysieke mishandeling. Op grond van internationaal en nationaal onderzoek wordt geschat dat van de kind-getuigen van Huiselijk Geweld tussen de 48% en 75% tevens ook slachtoffer van fysieke mishandeling is (O’Keefe, 1995; Holden e.a., 1998; Lamers-Winkelman, 2003).
In hetzelfde jaar (2005) werden in de speciaal voor kinderen ingerichte verhoor-studio’s van de politie 1175 kinderen verhoord (persoonlijke communicatie beheerder interview studio’s, 2007). Het gaat daarbij dan om zo ernstige vermoedens van seksueel misbruik dat de officier van justitie een verhoor in het kader van een strafrechtelijk proces noodzakelijk acht. Niet meegeteld zijn daarbij de aangiften van seksueel misbruik jegens kinderen van vier jaar en jonger. Zij zijn te jong om in de studio te worden verhoord. Kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap en of kinderen die zodanig psychisch beschadigd zijn dat een verhoor te belastend wordt geacht, vallen eveneens buiten het genoemde aantal. In het Leidse onderzoek komt men, voor het jaar 2005 (zie Van IJzendoorn e.a., 2007, p. 84) op een schatting van door de politie onderkend seksueel misbruik op een totaal van 273 gevallen (in de categorie ‘schade’ 96 en ‘vermoedelijke schade’ 273; tabel 6.2, 6.7).
Deze cijfers deden vermoeden dat het aantal kinderen dat per jaar te maken heeft met één van de vormen van kindermishandeling groter was dan de tot dan toe gehanteerde ruwe schattingen van 50 tot 80.000 gevallen per jaar. Hetgeen gebleken is uit zowel het Leidse als het VU-PI onderzoek.
Laat staan de oorlogsslachtoffers van onze ‘leiders’.