België heeft net als in Nederland een koloniaal verleden waarin kinderen werden geëxporteerd en verhandeld. In Nederland wil niemand dit verhaal van de afstandsbaby’s / metiskinderen vertellen. MCU heeft het herhaaldelijk bij media naar voren gebracht (Brandpunt KRO) om de bron / wieg van deze doofpot aan te tonen… in de Heerlense vroedvrouwen school.
Er ontstonden gewilde maar meestal ongewilde relaties tussen de blanke man en een Afrikaanse / Indonesische schone. Leeftijd van het meisje speelde geen belang, minderjarig of niet, de blanke man heerste. Maar als een zwangerschap opdook waar de blanke man zijn zaad was gemoeid, verdween hij en werd hij overgeplaatst naar een andere sector.
Moeders die door hun familie werden verstoten omdat ze zwanger waren van een blanke man vroegen meestal hulp aan bij geestelijken en werd op hun ingepraat om hun kind af te staan en zagen dan ook geen andere uitweg. Soms mocht het kindje enkele jaren bij de moeder blijven en kreeg het af en toe bezoek van de blanke man, maar deze ‘kinderen van de zonde‘ werden na een tijdje steevast aan de moeder ontrukt om ‘heropgevoed’ te worden in een Centres pour Mûlatres, geleid door zusters.
De kinderen werd zo systematisch geïsoleerd van hun Afrikaase familie en -cultuur. De nonnen voedden de kinderen op volgens Belgische- en Christelijke waarden zodat er niets meer overbleef dan enkel herinneringen aan hun Afrikaanse roots.
Na enkele jaren strenge opvoeding werden deze kinderen geëxporteerd naar België en sommigen werden geadopteerd, anderen verbleven in een pleeggezin, nog anderen in tehuizen. Broers en zussen werden gescheiden en ver van elkaar geplaatst.
De moeders bleven met een immense leegte achter, meestal kon men hen dicht bij een Centre pour Mûlatres vinden, in de hoop dat zij hun kind konden zien.
De ‘verboden’ zwangerschap werd decennia lang toegedekt door de Staat en de Kerk. De blanke vader werd beschermd en wordt nog steeds beschermd. Deze blanke heeft nooit de verantwoordelijkheid genomen om het resultaat van zijn seksuele driften te koesteren en op te voeden en draagt nu nog steeds dat woord niet in zijn binnenzak.
Maar 25 april 2017, is een keerpunt in het koloniaal verleden en wordt in de Senaat een audiëntie gehouden waar vele getuigenissen aan bod komen.
De Belgische katholieke kerk excuseert zich bij de metiskinderen uit de koloniale periode voor de rol die katholieke ordes en instellingen speelden in de behandeling die deze mensen hebben ondergaan. Dat heeft de Antwerpse bisschop Johan Bonny dinsdag namens de Belgische bisschoppen gezegd tijdens een colloquium in de Senaat over de metissenkwestie.
In Congo, Rwanda en Burundi was er onder Belgische voogdij geen plaats voor ‘halfbloeden’, geboren uit een koloniale blanke vader en een zwarte moeder. Blank en zwart moesten strikt gescheiden worden en metissen verstoorden die koloniale sociale orde. Moeders van metissen werden onder druk gezet om hun kinderen af te staan. De ‘kinderen van de zonde’ kwamen dan in katholieke instellingen terecht, zoals dat van de Witte Zusters in Save, in Rwanda.
Eind jaren 50, toen de onafhankelijkheid in zicht kwam, werden de honderden kinderen in die instellingen overgebracht naar België, waar ze in weeshuizen of bij pleegouders terechtkwamen. Ze groeiden in België op, maar werden als buitenlanders beschouwd. Vaak hadden ze geen geboorteakte. Hun nationaliteit werd hen ontnomen, met alle problemen tot gevolg. Ze hadden geen banden meer met hun ouders of familie in Afrika, van wie ze zelfs de identiteit niet kennen.
De Belgische kerk heeft in de Senaat zijn excuses aangeboden aan de metissen. De bisschoppen roepen alle katholieke instellingen in België, Afrika en Rome op om alle documentatie die ze in hun bezit hebben en die metissen kunnen gebruiken om ouders of afstamming in Afrika terug te vinden ter beschikking te stellen.