Gedicht Leo Vroman
Hoofdhaar is een knolgewas.
Jij hebt knolletjes in je huid,
Taai en herfstachtig gras
komt daar geregeld uit.
En ieder knolletje is een knoest
van o wel duizend cellen.
Studeerde je histologie
dan moest je die allemaal tellen.
Ik echter zeg alleen maar dit:
dat onder haar en schedelbeen
een buidel hersencellen zit,
en dat daarvan één cel alleen
wel duizend gedachten wekt.
(Dit vriend zij u ten teken
dat een en ander wel eens lekt;
wij spreken dan van Spreken.)
Eén haartje uit je wonderhoofd
gerukt, ware zij uit je brein ontsproten,
zou je dus van een knol ter grootte
van een miljoen gedachten
hebben ontroofd;
en kon ik je zachte hersenen strelen
zoals ik nu je kruintje strijk,
dan stond wat je nu voelde gelijk
aan tien biljoen tafrelen.
Ontstelt u dus zulk vergezicht,
houd dan uw schedeldoosje dicht.
————————————–
uit: ‘Gedichten 1946-1984’, 1985.
Bij de dood van Leo Vroman herinner ik tevens mijn vriend Leo Pelzer die een essay over Vroman schreef in 1965. Leo Pelzer stierf in 1976, een warm, bindend figuur waarvan wij al jaren wisten dat hij zou sterven (leukemie). Ik had beloofd hem nooit te vergeten, bij deze.