Een bespreking en samenvatting van het boek: Manic Depressiveness, Illness or Awakening door Robert E. Kelly.
In dit autobiografische boek beschrijft Robert Kelly zijn lange zoektocht in het leven, waarbij hij zich de vraag stelt: zijn mijn manische episoden echt alleen maar teken van ziekte, zoals de artsen beweren, of is er sprake van een ontwaken van de ziel, een spiritueel ontwaken?
Op zijn 23e krijgt Robert Kelly bij zijn eerste opname te horen dat hij MDS heeft. Voor hem is de visie van de artsen echter te beperkt en hij begint aan een lange spirituele zoektocht. Na deze eerste opname ervaart hij ongeveer iedere 4 jaar opnieuw een manische episode. Zijn artsen stellen hem steeds opnieuw op lithium in, maar steeds weer stopt hij met zijn medicijnen. Hij geeft aan dat hij de werking van de medicijnen niet ontkent of afwijst, maar dat hij de benadering met alléén medicijnen erg beperkt vindt. Hij wil de ruimte hebben om zijn geest te kunnen onderzoeken.
Zijn zoektocht begint doordat hij zich afvraagt of de maniëen op de één of andere manier verbonden zijn aan de groei van het bewustzijn. Het lijkt erop dat we normaal gesproken een soort filter hebben dat de instroom van indrukken regelt, maar dat dit filter bij een manie kapot is of zelfs helemaal afwezig. Om meer controle over zijn geest te krijgen begint Kelly aan een schema van mediteren, gezond eten en regelmatig slapen. Een tweede episode lijkt dankzij deze ingrepen veel minder ontregelend dan de eerste.
Hij krijgt het idee dat we in een manie eigenlijk een veel groter deel van onze hersenen gebruiken dan normaal gesproken. Als mens laten we een groot deel van onze hersenen normaal gesproken ongebruikt. Door intensief te gaan lezen over alle grote religies, maar ook bij denkers als Einstein, Plato, Socrates, Freud en anderen te raadde te gaan, begint hij een intellectuele zoektocht naar wat anderen gezegd hebben over de menselijke geest.
Samenvattend komt hij vier verschillende visies tegen op manie:
– de religieuze, die hij vooral vertegenwoordigd ziet in de beproevingen die Jesus Christus moest doorstaan
– de occulte, mystieke, zoals onder andere beschreven door de grondlegger van de antroposofie, Rudolf Steiner
– de filosofische, met name die van Carl Jung
– de huidige medische opvatting van manie
Hij komt er al snel achter dat hij veel kan leren door te lezen wat anderen geschreven hebben, maar dat hij hierin toch zijn eigen weg zal moeten zoeken. Hij beseft dat hij lang naar anderen heeft gekeken voor oplossingen, maar dat hij zelf op zoek zal moeten gaan naar hulp. Hij verdiept zich verder in de werking van onze geest.
Normaal gesproken hebben we een bepaalde mate van controle met onze objectieve geest over onze subjectieve geest. In een manie komt vooral onze subjectieve geest tot uiting en in een psychose hebben we geen enkele controle meer en regeert onze subjectieve geest. Daarmee kun je niet meer functioneren in de fysieke wereld om je heen. Kelly haalt Thomas Hudson aan die dit “een plotselinge uitbarsting van de ziel” noemt.
Onze subjectieve geest heeft 3 primaire functies:
– het voortbestaan van het leven van jou als individu
– het handhaven van het voortplantingsinstinct
– het voortbestaan van de menselijke soort als zodanig
Wanneer we manisch worden laten deze primaire instincten zich sterk gelden, zoals in de versterkte sexuele activiteit tijdens maniëen.
Vervolgens gaat Kelly in op het begrip genie, of genialiteit. Genialiteit is eigenlijk het resultaat van het synchroon functioneren van beide delen van onze geest, de objectieve en de subjectieve, een goede samenwerking tussen beide. Het is een toestand die kortere tijd bij iedereen kan optreden, maar die vaak ook met zich meebrengt dat de excentriciteiten van onze subjectieve geest naar buiten treden. Daarom vertonen grote geniale denkers vaak ook excentrieke trekjes.
Kelly beseft dat als je God wilt begrijpen, dat dit alleen maar kan wanneer je jezelf gelijkstelt aan God – een voor de kerk totaal onaanvaardbaar gegeven! Zelf ervaart Kelly God in de vorm van energie. In een derde episode ervaart hij hoeveel macht hij heeft op omstanders en experimenteert hij hiermee. Hij merkt bijvoorbeeld dat hij, alleen door een innerlijke schreeuw te laten horen, zonder geluid, hij toch iedereen in zijn buurt naar hem kan laten kijken. Tijdens zijn derde episode wordt hij nogal wanhopig, omdat hij toch weer de controle verloren lijkt te hebben die hij bij de tweede episode nog wel had. Een innerlijke stem geeft hem de kracht en vertelt hem: “je kunt het wel aan, ga door.” Wanneer hij uit de manie komt beseft hij dat hij zijn eigen drie basisregels heeft laten varen: gezond eten, regelmatig slapen en mediteren, en dat hij hierdoor de controle is kwijtgeraakt.
Hij beseft hoe belangrijk focus en concentratie zijn; niet op zichzelf, maar als een belangrijk en krachtig instrument, waarmee de energiëen van lust, gevoelens en onze wil in actie kunnen worden omgezet – de actie om tot zelfkennis te komen en daarmee tot transformatie van onszelf. Voor het in actie omzetten van deze krachten creëert onze fantasie nieuwe wegen en vormen van expressie, en is dus evenzeer een instrument – een instrument dat erg destructief kan zijn wanneer het verkeerd wordt gebruikt.
Uiteindelijk komt Kelly er op uit dat onze wil één van de belangrijkste drijfveren is in psychische groei.
Bij de Italiaanse grondlegger van de psychosynthese, Roberto Assagioli vindt hij een indeling van de verschillende aspecten van onze wil. Het blijkt dat het onze zogenaamde transpersoonlijke wil is, die verantwoordelijk is voor de zoektocht naar de betekenis van ons leven. Deze wil komt voort uit ons transpersoonlijke of hogere Zelf, het hoogste aspect van ons wezen. Volgens Assagioli is het heel goed mogelijk om een bepaalde mate van zelf-realisatie te bereiken zonder dat er een volledige “zelf-actualisatie” heeft plaatsgevonden. Zelf-actualisatie wil zeggen dat er in de verschillende behoeften van het individu inmiddels min of meer voorzien is. Men kan spirituele ervaringen opdoen, zonder dat het zelf al tot volwassenheid is gekomen. Er is uiteindelijk ook zoiets als een universele wil: de ultieme realiteit dat alles aan elkaar gerelateerd is door middel van analogiëen en gelijkenissen; dat wij allen in essentie één zijn.
Kelly vraagt zich op een gegeven moment af of hij niet vreselijk in de ontkenning zit. Tenslotte zijn er veel mensen die op een bepaald moment tijdens het verloop van episoden ontkennen dat ze manisch depressiviteit hebben, dat ze ziek zijn. Het hoort er min of meer bij. Om eens helemaal op zichzelf teruggeworpen te worden, besluit hij een lange voettocht te houden over het Appalachen-gebergte. Tijdens zijn tocht realiseert hij zich dat hij begonnen is om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen leven met de zorg voor zijn eigen lichaam, door zich te verdiepen in gezonde voeding. Later zal hij dit verder uitbouwen door zichzelf te scholen als kok in gezonde en vegetarische voeding. Het nemen van verantwoordelijkheid voor je eigen leven en je persoonlijke ontwikkeling is iets dat nog niet in de maatschappij is ingebed. Helaas, vindt Kelly. Het zou mooi zijn wanneer dat wel het geval werd! In zijn hart voelt hij dat hij op de goede weg zit, ook al accepteert de maatschappij zowel hemzelf niet, met het stigma van manisch depressiviteit, als de weg die hij volgt in zijn spirituele zoektocht met MDS. Hij beseft dat hij heel wat doorzettingsvermogen nodig heeft.
Hij vervolgt zijn zoektocht via de wijsheid van Tarot, de Kabbalah en de christelijke Hermetische traditie. Hij stelt dat er vier stadia van kennis op dit gebied zijn:
– de mystieke
– de gnostische
– de magische
– de filosofische
Ten aanzien van de manie gaat het om het ervaren van het mystieke, maar gnosis ontstaat pas wanneer de ervaring begrepen wordt. Dit proces kan jaren duren. Pas wanneer dit heeft plaatsgevonden ontwikkelt men authoriteit op het gebied van deze ervaring. Die authoriteit is de magie, die gebaseerd is op het kennen, de gnosis, van de mystieke ervaring. Op de filosofische kennis gaat hij niet verder in.
Hoe dan ook is Kelly de manie gaan zien als een zegening in plaats van ziektesymptoom en op deze manier kon hij zich bevrijden van de beperkende visie die hij door artsen kreeg opgelegd.
Dankzij de psychologie van Carl Gustav Jung begint hij meer inzicht te krijgen in zijn eigen psyche. Jung geloofde dat psychische groei vooral afhangt van de mogelijkheid van het individu om de inhoud van zijn onderbewustzijn kenbaar te maken aan zijn bewustzijn. “Inflatie”, of het opblazen van het eigen zelf is één van de valkuilen in dit proces, waaraan je in een manie aan ten prooi lijkt te vallen. Kelly ontdekt dat hij zelf ten prooi is gevallen aan een “negatieve inflatie” van zijn zelf als gevolg van de onverwerkte dood van zijn broer, die jong gestorven is door een ongeluk. Deze negatieve inflatie, waarin zowel schuldgevoel ten opzichte van zijn broer als een verering van hem een rol spelen, had gemakkelijk een depressie kunnen veroorzaken. Maar door absoluut niet te rouwen en de depressie op afstand te houden, schiet hij juist in de manie. Aan het einde van zijn boek geeft hij aan dat hij weinig kan zeggen over de depressie, omdat hij deze nauwelijks ervaart. Mét Thomas Moore meent hij dat depressie wel een kans biedt tot reflectie en wijsheid.
Dankzij Jung’s psychologie leert hij zijn eigen ervaringen te plaatsen binnen een groter geheel, en binnen zijn eigen proces van psychische groei. Jung’s archetypen(*) van de psychologie van de jongen en van de man helpen hem op weg zijn eigen onvolwassenheid te zien en de groei naar volwassenheid aan te gaan. Met name in het archetype van de magiër herkent hij zichzelf. Deze heeft zijn jongens-tegenhanger in het archetype van het (te) vroegrijpe kind. Als kind wilde hij overal de antwoorden op weten en in een manie ervaart hij zichzelf als de “tovenaar der tovenaars”. Als onvolwassene kwam hij vaak in conflict met autoriteit, een gegeven van de psychologie van een onvolwassen jongen. In feite is onze maatschappij gewend aan de psychologie van de onvolwassen jongen, omdat deze in de meeste mannen nog dominant aanwezig is. Om zich tot volwassen man te kunnen ontwikkelen is het van belang om contact te zoeken met een ander belangrijk archetype van Jung: het heilige, onschuldige kind in zichzelf. De volwassen magiër heeft als taak om kennis te verwerven en transformatieprocessen te begeleiden. Wanneer een man dit alleen voor zichzelf doet, vervalt hij in de duistere kant van dit archetype: controle willen uitoefenen over anderen zonder verantwoordelijkheid te willen nemen.
Dan besluit Kelly zich te verbinden aan een spiritueel centrum, wat hem de mogelijkheid geeft om te leren en te werken tegelijkertijd. In 1989 ervaart hij daar zijn tot nu toe laatste manische episode. Door deze episode leert hij dat er eigenlijk twee manieren zijn om je normale bewustzijn te verliezen: in meditatie of in gekte. Om de geest enigszins te kunnen beheersen moet hij zijn emoties leren kennen, want het zijn vooral de onderdrukte emoties die zich met geweld naar buiten werken en hem in gekte doen belanden. Hij besluit om in therapie te gaan.
Na enig zoeken vindt hij een therapeute die hem goed aanvoelt en met wie hij tenslotte een jarenlange therapie aangaat.
Hij ontdekt dat er heel wat emoties zijn die bij hem onderdrukt waren en die hij niet geleerd heeft te uiten. In therapie gaat hij ook begrijpen dat hij vaak de gevoelens van anderen oppikt, en leert hij dat het belangrijk is om grenzen te stellen en soms nee te zeggen tegen mensen. Zijn katholieke opvoeding waarin dienstbaarheid hoog in het vaandel staat, weerhoudt hem daar nogal eens van. Hij begint aan het moeizame proces van aanvaarding en doorvoelen van zijn innerlijke pijn.
Wanneer je als patiënt de negatieve labeling van MDS door je arts aanvaardt, kom je gemakkelijk in een vicieuze cirkel terecht die psychische groei tegenhoudt. Bewuste aandacht maakt het proces van psychische groei mogelijk en onderscheidt het van de psychose, waarin geen bewuste aandacht meer mogelijk is.
In spirituele groei is het uiteindelijk belangrijk dat men een zelfstandig individu is, dat het individuatieproces naar volwassenheid doorlopen heeft. Wanneer dit niet heeft plaatsgevonden, zul je steeds vastlopen in je eigen verdediging tegen de verlatingsangst.
Stallone en Migdal, die zich weer op Assagioli baseren, schetsen het bewustwordingsproces als volgt:
– Zoeken. Men beseft dat er “meer” is in het leven en gaat op zoek. Vaak via religie, spiritualiteit of via therapie
– Tijdelijk vinden. Men ervaart voor het eerst zijn ware zelf en vangt een glimps op van de diepere ervaring van eenheid (in dit stadium kunnen er twee dingen misgaan: 1. je ego identificeert zijn hogere Zelf als zijn zelf, het resultaat daarvan is grootheidswaan – een typisch kenmerk van manie.2. je raakt verstrikt in de bij-effecten van de zoektocht en blijft daar aan vasthouden: de byzondere zintuigelijke en buitenzintuigelijke ervaringen.)
– Tijdelijk verliezen. Dit is een stadium van integratie. De ervaring van een transcendent Zelf wordt geïncorporeerd en geassimileerd. Gnosis ontstaat
– Een intensivering van tijdelijk vinden en tijdelijk verliezen. Deze twee stadia wisselen elkaar steeds sneller af. Steeds weer eindigen auteurs bij het onderscheid tussen psychische groei en gekte. Voor Kelly is dit niet genoeg, omdat hij ondanks zijn episodes van gekte, ondanks de oncontroleerbaarheid van de manie toch psychische groei ervaart. Om meer zicht te krijgen op de enorme processen in een manie, waarin de fantasie zo’n grote rol speelt, heb je wel je ego nodig. In een manie vervaagt het onderscheid tussen absolute en relatieve waarheid, tussen ego en (hogere) Zelf en kan men de inkomende spirituele energie niet aan. De persoonlijkheid is niet voldoende ontwikkeld en verkeert nog in een onvolwassen staat, en gaat daardoor de kwaliteiten van het hogere Zelf toekennen aan zijn ego, aan zichzelf. Zo ontstaat de verwarring tussen God en ziel. Ego en persoonlijkheid moeten zich gaan ontwikkelen.
Een initiatie, een start van het proces van integratie en ontwikkeling van het zelf in de richting van het hogere Zelf is van groot belang – maar dit proces kan niet versneld of gepusht worden, het heeft zijn eigen tijd en tempo.
Robert Kelly woont in Massachusetts in de Verenigde Staten, en werkt als yogadocent en vegetarische kok in een gezondheidscentrum. Hij heeft zijn zoektocht langs literatuur en persoonlijke ervaring uitgebreid beschreven, en heeft veel informatie over het menselijke bewustzijn en psychische groei opgenomen. Geen gemakkelijk boek, maar een aanrader voor wie zich uitgebreid wil verdiepen in de relatie tussen ons bewustzijn en de ervaring van manie.