Geweld als definitie voor onmacht

6dcd0f13adc0Aanwezig: Kardinaal Eijk, dhr. Van Dam, mgr. Van den Hende, pater Van den Eijnden, de heer P. Chatelion Counet en dhr. Bakker.

Aanwezig namens MCU: Bert Smeets, Corrie en Leo Bel

  1. Opening

We worden hartelijk welkom geheten

  1. Vaststellen agenda

Er worden de volgende punten genoemd t.w. geweld, stagnatie bij uitbetaling, coulanceregeling en bezwaar mogelijkheden bij ongegrondverklaring.

  1. Geweld

Door Bert wordt aangegeven dat hij het niet als eerlijk ervaart dat geweld (zowel lichamelijk als psychisch) bij vrouwen mag worden meegewogen en bij mannen niet. Het geweld betrof in beide gevallen kinderen. Bert geeft aan dat geweld altijd al door hem en andere leden van MCU, die bij diverse vergaderingen van Deetman aanwezig zijn geweest, is genoemd. Helaas zonder succes destijds. Dat nu bij het onderzoek van Deetman naar seksueel misbruik bij meisjes geweld wordt onderzocht wordt als oneerlijk ervaren.

De heer Eijk geeft Bert daarin gelijk. Hij vertelt dat geweld heel moeilijk te definiëren is. Men heeft onderzoek verricht naar geweld maar dat blijft moeilijk te definiëren. Dat het begrip moeilijk te definiëren is mag volgens de heer Eijk geen rede zijn er niets mee te doen. Hij heeft er begrip voor de argumenten van MCU.  Hij zegt toe dat geweld zal worden meegewogen bij alle gegrond verklaarden die geweld in hun klachten betreffende seksueel misbruik hebben opgenomen.  Voor de slachtoffers die uitsluitend geweld hebben genoemd en daarom ongegrond zijn verklaard wordt een traject opgezet van special mediation voor ieder authentiek geval. Hierover wordt gepraat met Deetman om dit op te zetten. Wat het bemoeilijkt is dat er geen jurisprudentie is over geweld en ook geen definitie.

Slachtoffers die nog geen melding hebben gedaan van uitsluitend geweld kunnen dat alsnog doen. Corrie geeft aan dat het goed zou zijn als een afvaardiging van de slachtoffergroepen wordt betrokken bij het opzetten van het traject rond special mediation. Bert geeft aan dat dit zou kunnen als “burgerpartij”.  Hierover worden geen toezeggingen gedaan.

Alle aanwezigen van MCU zijn heel blij met de toezegging dat ook geweld bij jongens zal worden meegewogen of via special mediation zal worden afgehandeld.  Door de heren Eijk en Bakker wordt nogmaals benadrukt dat in gevallen van een in een aanklacht betreffende seksueel misbruik opgenomen geweld direct zal worden meegewogen in de coulanceregeling. De gevallen die via special mediation zullen worden opgepakt zullen niet op korte termijn kunnen worden afgehandeld. Dit omdat er eerst een modus gevonden moet worden hoe dit precies moet worden opgepakt.

  1. Stagnatie bij uitbetaling

Hierover is al meerdere malen contact geweest van de heer Van Beeten van Beheer en Toezicht. Er vindt overleg plaats om e.e.a. efficiënter te laten functioneren. Veel stagnatie treedt op doordat de verantwoordelijk overste moet tekenen. Dit geldt niet voor de gegrond verklaarden van Bleijerheide. Voor de gegrond verklaarden van Bleijerheide tekenen de heren Eijk en Van Dam. Het tekenen is een formaliteit. Excuses namens de orde der Franciscanen kunnen ze niet aanbieden want dat mogen ze juridisch niet. Wat wel kan is dat er na de uitbetaling uit het coulancefonds nog een persoonlijk gesprek plaats vindt. Hiervan is al enkele keren gebruik gemaakt door slachtoffers van Bleijerheide die inmiddels zijn uitbetaald (quote Bakker).

  1. Coulanceregeling

De heer Eijk ligt de coulanceregeling toe. Toen een aantal jaren geleden het compensatiefonds werd opgericht is dat gebeurd met instemming van de bisschoppenconferentie en de KNR. Doordat de orde der Franciscanen al vanaf 2005 uit Nederland was vertrokken, en geen deel meer uitmaakten van de KNR,  zijn die niet bij deze gesprekken betrokken geweest.

Toen er later klachten binnen kwamen van de orde der Franciscanen hebben zij geweigerd zich aan de compensatieregeling te confirmeren.

Er is van alles geprobeerd. De verantwoordelijke in Düsseldorf is benaderd zonder resultaat. Daarna is er contact opgenomen met  de overste in Ohio. Ook dat zonder resultaat. Doordat de orde der Franciscanen uit Nederland is vertrokken en zich niet aan het compensatiefonds heeft geconfirmeerd kunnen zij niet worden verplicht hun verantwoordelijkheid op financieel gebied te nemen. De bisschoppenconferentie en de KNR waren hierover behoorlijk ontstemd. Bert merkte op waarom ze (die ärme brüder Franciscanen) dan wel verweer voerden bij het meldpunt, broeder M Werner en mr. Goltstein zijn in eerste instantie flink tekeer gegaan, zaken werden getraineerd maar verdedigden zich wel degelijk.

Eijk antwoordde dat hij dit niet wist of ontgaan was. Broeder Cees van Dam bevestigde Bert’s lezing maar beiden konden hier geen verklaring voor geven.

Zij zijn van mening dat ook de slachtoffers van Bleijerheide recht hebben op compensatie. Zij beschouwen dit als een morele plicht naar de slachtoffers toe.

Gegrond verklaarde slachtoffers die op het moment dat de coulanceregeling werd ingesteld soms al een jaar op doorgang naar de compensatiecommissie zaten te wachten moesten worden uitbetaald. Inmiddels zijn er al een aantal van de Bleijerheide slachtoffers uit het coulancefonds gecompenseerd conform de ook voor het compensatiefonds geldende Lindenbergh normen. Het komt er dus op neer dat het enige verschil is dat in plaats van de verantwoordelijke van de congregatie nu kardinaal Eijk en broeder Van Dam uit hoofde van hun functies tekenen.

  1. Bezwaar mogelijkheden bij ongegrond verklaarden

De heer Eijk vertelt dat het Meldpunt een onafhankelijk instituut is. Zij hebben geen invloed gehad in de benoeming van rechters en juristen van dit meldpunt. Dit is gebeurd onder verantwoordelijkheid van Deetman. Deze constructie is zo opgezet op verzoek van de politiek om transparantie te bevorderen. Problemen over het functioneren van het meldpunt (b.v. over uitspraken) moeten worden gemeld bij de heer Van Beeten van Beheer en Toezicht.

Wanneer een klacht ongegrond wordt verklaard geldt alleen de mogelijkheid in bezwaar te gaan als er sprake is van procedurefouten. Corrie geeft aan dat dit niet eerlijk is. Vooral als er sprake is van een nog levende dader moeten er mogelijkheden zijn ook inhoudelijk in bezwaar te kunnen gaan. In het geval Schafraad zijn er tijdens de zitting door Schafraad aantoonbare onwaarheden verteld. Die aantoonbare onwaarheden werden door de commissie in de uitspraak afgedaan als een correctie. Inhoudelijk bezwaar is dan niet mogelijk.  De heren Eijk en Van Dam zullen de heer Van Beeten, secretaris van B&T,  verzoeken om in contact te treden met MCU over dit soort problematiek.Washok

 

Het moet vooral geen naam hebben

kruispunt 1Het gesprek Vrijdag 17 Mei jl. op de Mailbaan met top van de rooms-katholieke kerk in Nederland verliep sympathiek tevens zakelijk, hier een korte, transparante weergave van gesprek.

De ontmoeting

Op de Malibaan stonden wij als MCU, dhr en mevrouw Bel, ondergetekende in een lange, lichtbruine kamer waar een klassieke, oude open haard smachtend op vuur wacht, er hangen statige portretten van vroegere kardinalen met strenge blikken aan de wand. Na enkele minuten kwam de delegatie binnen. De ontmoeting was hartelijk en nadat kardinaal Eijk mij vriendelijk verzocht de agenda punten voor te stellen zijn we van start gegaan. We pakken de koe bij de horens: er komt een ‘special mediation‘ voorstel van Deetman over het geweld dat vanaf het begin onthullingen seksueel misbruik in 2010, werd het geweld meteen door MCU aangekaart. Dit Deetman ‘special mediation’ traject zal een weg moeten zoeken tussen een financiële genoegdoening zonder juridisering van een universeel, moreel probleem. Ik geef het Deetman te doen, kom met iets speciaals! In dit kader heb ik een voorstel gedaan voor een ‘burgerpartij’, bestaande uit slachtoffers die meestemmen, denken binnen een of meerdere commissies. Kardinaal Wim Eijk zei dat ‘ze verder waren dan wij denken’ naar aanleiding van hele rits argumenten die ik heb opgesomd betreffende het geweld, rechten van de mens, de verjaring in het licht van strafbare feiten die ze ‘gedoofpot’ hebben, ongelijkheid Deetman rapporten: ‘de vrouwen wel, de jongens niet’, gewezen naar de WGB argumenten laatste Tweede kamer hoorzitting procedures’ clash de kardinaal / mea culpa, en door terugtrekken ‘arme broeders Franciscus te Düsseldorf’, het beminnelijke’ ‘coulancefonds’ is ontstaan maakt de situatie voor Mea Culpa een beetje zuur want er zal op deze manier nooit iemand de verantwoordelijkheid nemen. Dit in tegenstelling tot de minderbroeders van den Eijden (minister-proviciaal) die voor pater L ofm 2 in het Deetman onderzoek zijn welgemeende excuses aanbood.

MCU bracht naar voren dat ‘alleen het seksuele misbruik’ ingediend mocht worden bij de juristen, en dus geweld niet kan worden meegenomen, tot voor kort. Wij eisten duidelijkheid hierover.
Econoom Bakker van de contactgroep zei ‘we staan voor een kruispunt‘ maar geduld wat betreft de invulling ‘geweld’ dat ze eerst willen definiëren. MCU deelde mee dat waarheidsvinding voorop moet staan en hij, dhr. Bakker, weer meedeelde ‘dat jurisprudentie na veel internationaal research, geweld niet was te definiëren in termen van schadeloosstelling’.
Ik heb toen geopperd dat er geen wondermiddel / methode is om de juiste procedure / invulling te vinden maar dat sommigen al een jaar wachten op uitkering compensatie na gegrond verklaring. Kardinaal Eijk benadrukte dat zij bezig waren dit allemaal sneller te laten verlopen.
snelwandelen
Bakker zei dat al enkele Bleijerheide mannen uit het coulancefonds geld hadden uitgekeerd, en dat was dankzij ‘de morele verantwoordelijkheid van bisschoppen en KNR naar ons, de Bleijerheide engelen jongens’. (quote bisschop van den Hende, Rotterdam).
Uiteraard waren wij verbaasd daar wij dit niet wisten, zeer vervelend voor ons de kerngroep, zich jaren inzet voor het ‘collectief’. Dus zo zaten we even op de Balielaan.
Ik heb met enig gevoel voor rechtsfilosofie het thema ‘parallelle justitie‘ naar voren gebracht, een gevolg van de scheiding tussen kerk en staat en geprobeerd duidelijkheid te krijgen over hoe onze en andere procedures geduid moet worden, daar kwam uiteraard geen helder antwoord op. Het is geen civiele procedure, noch canonieke procedure want die betreft eigenlijk alleen de daders, en die is zoals jullie weten absurd omdat er ‘recht’ gesproken wordt over meestal doden, overleden broeders / paters die niet meer leven, echter dit hebben zij zelf in het leven geroepen door de ‘steunbewijzen’. Het moet vooral geen naam hebben!!
pope francis 1
.
Ik gaf het voorbeeld dat wij tussen de wal en schip vallen, en wij uit het water zijn gevist met het coulancefonds maar nog steeds nat zijn, en duidelijkheid willen over verantwoordelijkheid maar die kon kardinaal Eijk niet geven daar de arme broeders in Ohio  de bisschoppen / KNR opscheepten met deze specifieke verantwoordelijkheid, het is duidelijk dat ‘die ärme brüder Franciscus Düsseldorf/ the poor brother of Francis Ohio, USA hun verantwoordelijkheid ontlopen. Laf, en naamgenoot paus Franciscus zullen wij dit laten weten in een persoonlijke brief hoe de arme broeders Franciscanen op het internaat te Bleijerheide zich decennia verrijkten (met alle info, de malversaties inbegrepen), en nu op hautaine wijze het mea culpa negeren.
MCU heeft de grote verschillen in aanpak levende en dode geestelijken aangekaart maar kardinaal Eijk beweerde dat zij niet konden en mochten oordelen / ingrijpen over rechtspraak Cie. Stevens, die waren immers onafhankelijk.
.
Kortom een kleine stap voorwaarts: geweld gaat meegenomen worden, nog niet officieel maar wel officieus kunnen wij die bij de klachten geweld toevoegen waarna we in gesprek met B&T en in het special mediation voorstel Deetman, dat laatste moeten wij afwachten, ieder aspect van dit geweld, fysiek als psychisch meewegen, en wat dit in schadetermen kan betekenen voor ieder individu.
Wij kunnen ons nu voorbereiden op deze nieuwe stappen, in gesprek gaan met B&T en de special mediation. Uiteraard zijn er geen bedragen genoemd, je moet de hond ook geen jas voorhouden, tot hij zeker weet dat hij uitgelaten wordt!
dog jas

Schuldig Verzuim

radioDeelnemers:

Godfried Danneels (GD)

Slachtoffer (S)

Roger Vangheluwe (RV)

Het slachtoffer komt de kamer binnen. Er is wat geroezemoes over en weer. (…)

RV: Het voorstel is dat S eerst met de kardinaal een momentje spreekt.

S: Ik dacht dat het de andere kardinaal zou zijn?

RV: We hebben maar één kardinaal, toch?

S: Maar ja, we dachten dat het de aartsbisschop ging zijn.

RV: Maar je hebt toch de kardinaal gevraagd? (…)

Roger Vangheluwe gaat naar buiten.

GD: S, zet u. Zeg ne keer.

S: Dus ik ben mijn hele jeugd misbruikt geweest van mijn nonkel Roger. Seksueel en nu nog altijd geestelijk, en ik vind dat ik daar iets moet mee doen, dat ik de plicht heb om dat te melden aan een hogere instantie.

GD: Wat zou je nu eigenlijk willen? Ik ken het verhaal, hij heeft het mij al verteld. Je moet het dus niet allemaal opnieuw vertellen, maar wat zou je nu eigenlijk willen dat ik doe?

S: Ik geef de verantwoordelijkheid aan jullie, ik kan er niet over beslissen, ik heb die last op mijn schouders en ik wil van die last verlost zijn en die last aan jou geven. Dat is mijn bedoeling.

GD: Ja…

S: En dat jullie dan doen wat jullie vinden dat er moet gedaan worden, want ik weet ook niet hoe heel het systeem werkt, dus… 



GD: Wens je dat dat bekend wordt gemaakt, eigenlijk?

S: Euuhm… Ik laat het aan jullie.

GD: Eigenlijk, monseigneur gaat volgend jaar zijn ontslag geven, eigenlijk zou dat beter zijn dat je wacht.

S: Nee, nee, nee.

GD: Als je dat nu doet, gaat er gespeculeerd worden, hé.

S: Dat mag, dan is het de verantwoordelijkheid van jullie om die speculaties op te lossen…

GD: Maar dat kunnen wij niet oplossen…

S: Maar dat kan ik ook niet oplossen, ik geef het dan liever aan jullie.

GD: Wel, ik zou veronderstellen dat we misschien beter een datum afwachten naar volgend jaar dat hij normaal gezien ontslag neemt.

S: Nee, ik ben daar niet mee akkoord, en in glorie afscheid nemen, nee ik kan dat niet. Of het ware dat jullie vinden dat de doofpottechniek terug gebruikt moet worden zoals je al zoveel jaren doet, dan ga ik daar moeten leren mee leven, maar euh…

GD: Maar ik heb daar geen gezag over monseigneur Vangheluwe.

S: En wie dan wel?

GD: Eigenlijk niemand, tenzij de paus.

S: Ewel, ik heb gevraagd om met zijn werkgever te spreken, en ik heb niet gezegd wie dat moest zijn. Ik heb de paus ook genoemd. 



GD: Nu heb ik niets meer te zeggen, ik ben afgetreden.

S: Ah ja, wat doe ik hier dan eigenlijk, dan zouden we beter een afspraak regelen met de paus, zeker?

GD: Of met de nieuwe aartsbisschop.

S: Ik weet het niet, jij zegt dat de paus zijn baas is, dus moeten we naar daar gaan en niet naar de aartsbisschop.

GD: We hebben geen gezag over de andere bisschoppen, we zijn alleen…. eigen baas.

S: Dan gaat het misschien via u kunnen gaan en dat jij een afspraak kan regelen met de paus en dan gaan we daar naartoe. Het is nu al 42 jaar dat ik daaronder lijd en ik wil dat niet meer, ik kan niet meer zwijgen, ik kan dat niet, en ik wil dat niet alles zo laten. 

Het heeft een veel te grote impact in de familie in alles, in de relatie met mijn vrouw, in alles, ik ben dat leven beu en dat blijft zo’n invloed hebben, en ik wil daar van af. Ik ben op de leeftijd gekomen dat ik vrij door het leven wil gaan.

GD: Eigenlijk, de eerste verantwoordelijkheid ligt bij hem hé, en niet bij zijn oversten.

S: Maar ja, als hij niets wil doen, wat moet er dan…

GD: Wat vraag je van hem, dat hij zou aftreden?

S: Maar dat moet hij beslissen, ik wil het gewoon melden, dat is het. Je verlangt dat ik iets zeg dat ikzelf niet kan zeggen, ik kan dat niet, ik weet niet hoe het verder moet, oftewel moet ik een andere manier zoeken om dat voor mij een volledigheid te geven. 

En voor vandaag had ik verlangd dat hij openlijk de biecht spreekt tegenover de familie, dat hij zegt ik heb die dingen gedaan. Terwijl iedereen erbij is.

GD: Hij zal dat doen.

S: Dat had ik voor vandaag verwacht, dat kunnen we beter direct doen en dan zien we wel, als er niets gebeurt, dan ga ik naar de paus.

GD: De paus is niet zo makkelijk te bereiken hoor…

S: Maar jij kunt dat toch regelen, het is toch belangrijk genoeg denk ik om dat hogerop te melden, of u zou het liever gerust laten, dat is de bedoeling waarschijnlijk.

GD: Ik heb daar niets mee te maken .

S: Ik vraag me dan af wat je hier eigenlijk doet, ik had gevraagd om zijn overste te spreken en dat is blijkbaar zo niet.

GD: Ik kan toch ook raad geven.

S: Als ik iets op mijn werk verkeerd doe, dan gaat het ook naar mijn baas. Ik dacht van het op dezelfde manier te doen.

GD: Het is eigenlijk hij die verantwoordelijk is voor een zaak die eigenlijk niet goed is.

S: Wat denkt u erover?

GD: Dat dat niet mag…

S: Dat dat niet mag en dat dat niet kan en dat hij die functie niet kan behouden, dat denk ik toch, dat zou toch de normaalste reactie moeten zijn. Hoe kan je nog zo schijnheilig door het leven gaan?

GD: Ge moet dat aan hem vragen.

S: Maar ik vraag raad aan u.

GD: Och ja… Ge kunt ook vergiffenis 

vragen, hé, en uw schuldbekennen.

S: Aan wie moet ik vergiffenis vragen? Ik moet toch geen vergiffenis vragen?

GD: Hij kan dat doen, ’t is waar.

S: En daarmee zou de kous af zijn.

GD: Ik weet niet of je daarmee voordeel zou doen met het aan de grote klok te hangen, noch voor u noch voor hem.

S: Ik denk nog altijd dat de slachtoffers hun privacy hebben, er moeten geen namen genoemd worden.

GD: Maar ja, zo breng je hem in een moeilijk parket.

S: Ik zit ook al heel mijn leven in een moeilijk parket, ik ben niet meer van plan om nog medelijden te hebben, ik wil die strijd afronden, het moet gedaan zijn voor mij, dat ik eindelijk een keer in het reine kom met mezelf, dat ik doe wat ik moet doen. 

Ik heb in een katholieke school gezeten en ben katholiek opgevoed. Ik zie heel dat instituut wankelen, ik lees ook de kranten, dus ik vind dat een plicht om dat te doen. Hoe kan ik mijn kinderen in iets doen geloven, in iets met zo’n achtergrond, dat gaat toch niet, dan verschuif je het gewoon altijd naar de volgende generatie. En alles blijft gelijk het is, en dat is niet de bedoeling van de kerk.

GD: Nee, het is toch niet de bedoeling om iemand in diskrediet te brengen?

S: Geef me dan een andere oplossing, ik zou moeten vergeven en daarmee is het opgelost.

GD: Nee, nee, nee.

S: En hij doet gewoon verder.

GD: Je zou ook kunnen zeggen, hij neemt volgend jaar toch ontslag, en dat hij bijvoorbeeld zegt: kijk, ik treed niet meer op voor televisie en zo. Van die dingen, en je komt aan een jaar.

S: Nee, ik wil het in de handen leggen van jullie en jullie beslissen dan.

GD: Ge kunt ons vastpakken en chanteren, hé, en zeggen: kijk, je moet iets doen.

S: Wablieft?

GD: U kunt chanteren en zeggen, kijk als je het niet zegt…

S: Waarom zou ik moeten chanteren? Ik ga niet chanteren.

GD: Goed, als je bijvoorbeeld zegt: ze doen er niets voor, en je brengt het in het publiek…

S: Dan laat je me maar die enige kans meer over, nu geef ik jullie nog een kans als kerk om er iets aan te doen, omdat ikzelf niet in staat ben om die beslissing te nemen en het klaar genoeg te zien om daar een duidelijk antwoord op te geven. 

Daarom geef ik het liever aan het instituut, die toch iemand moet hebben die dat regelt, zo’n dingen. Het zijn de eerste dingen niet die uitkomen, ik denk dat er daar toch iets voor bestaat, een schakel, die dat opvangt en die daar iets mee doet. 

We zijn onder dwang moeten trouwen voor hem, voor alles, de kinderen zijn gedoopt van hem, hoe moet ik dat uitleggen aan hen? Ik heb nu gisteren aan mijn oudste zoon gezegd: kijk, dat is gebeurd met mij. Zij moeten toch ook weten wat er gebeurd is? Dat gaat toch uitkomen, dat kan toch niet verder, en dan wachten tot alles achter de hand is, dat is toch ook geen oplossing?

GD: Ah! We kunnen ook, zoals ik al zei, vergiffenis vragen en vergiffenis geven, dat is ook nog een mogelijkheid.

S: Dat is voor mij niet mogelijk, ik geloof daar niet meer in, als je al die dingen ziet, nee, dat kan toch niet.

GD: Dat is al veel gebeurd in de geschiedenis, en niet alleen in de kerk hoor, later ook. Het is erg en dat blijft erg, het verandert niet, maar euh, ja, zie je, als je oprecht vergiffenis vraagt, dan dragen we dat alle twee, dat is ook een mogelijkheid, hé

S: Dat zou natuurlijk het gemakkelijkste zijn voor jullie, hé.

GD: Oh, ik weet niet of dat zo gemakkelijk is. Het is niet zo simpel vergiffenis te vragen in het publiek zo, het is niet zo simpel, hé

S: Ik vind dat niet zo moeilijk ook.

GD: ’t Is wel niet zo simpel.

S: Ik moet dat ook doen tegenover familieleden.

GD: Wil je misschien dat wij hem afzetten, bijvoorbeeld.

S: Ah ja, natuurlijk

GD: Dat is niet zo simpel, hé.

S: Dat weet ik niet, natuurlijk wil ik dat. Dat is toch logisch. Als ik een ongeluk veroorzaak dronken, ga ik ook gestraft worden.

GD: Een straf moet straffen. Ge hebt straffen die publiek zijn en straffen die privé zijn, dat is een groot verschil hé. Uw naam komt naar buiten, door het slijk getrokken…

S: Mijn naam?

GD: Zijn naam.

S: Hij heeft mij ook mijn hele leven door het slijk getrokken. Van mijn 5 tot aan mijn 18 jaar. Kun je je inbeelden?

GD: Ja, ik kan me dat inbeelden, dat is erg… Inderdaad.

S: Ge kunt je dat niet inbeelden, dat weet ik zeker.

GD: Dus vergiffenis vragen is niet genoeg? Als jij akkoord bent, mogen ze zeggen wat ze willen. Als jij zegt, ik geef vergiffenis…

S: Ik denk dat dat niet voldoende is.

GD: Maar het is nochtans vernederend hé, om dat te doen

S: Voor mij was het ook vernederend.

GD: Ik zeg niet dat dat niet waar is.

S: Ik heb het ook allemaal moeten doorstaan. Het is voor hem ook de enige en de oprechtste en de gemakkelijkste manier om op een goeie manier te sterven, dat hij zijn verantwoordelijkheid opneemt. Het zal dan voor hem ook veel gemakkelijker zijn. En daarvoor moet je inderdaad door het slijk gaan en moet je alles ondergaan, en dan kom je in het reine met jezelf.

GD: Dat is toch sterk wat wordt gevraagd. Het is toch sterk te zeggen: je moet publiek vernederd worden voor iedereen.

S: Je moet dat toch niet. Hij moet gewoon stoppen.

GD: Ah ja, dat is juist de vernedering, dat hij moet stoppen, hé.

S: Ja ja.

GD: Dan gaan de mensen zeggen: waarom moet hij stoppen? Zo, ze gaan het wel vinden, hoor, waarom hij moet stoppen, ze gaan het wel vinden. Dat is toch wel zwaar…

S: Maar waarom heb jij zo’n medelijden met hem en niet met mij?

GD: ‘k Zeg dat niet.

S: U probeert altijd maar hem te verdedigen, ik dacht dat ik wat steun ging krijgen, ik moet mij hier zitten verdedigen tegen dingen waar ik niets kan aan doen.

GD: Nee, ik zeg niet dat je er iets kunt aan doen, er moet iets anders gedaan worden.

S: Maar wat moet er gedaan worden?

GD: Vergiffenis vragen, in elk geval.

S: En daarmee is het voldoende voor u.

GD: Als jij zegt…

S: Waarom moest ik hier dan zijn? Hij had dat al veel vroeger kunnen doen, dan was dat niet nodig. Het is al van mijn 18 jaar dat mijn vader hem op de hoogte gebracht heeft. We zijn nu 25 jaar verder en hij heeft nog nooit vergiffenis gevraagd, waarom kon dat niet zoveel vroeger, dan was het misschien nooit zo ver hoeven te komen. 

Nee, ik wil niet hebben dat hij in glans en glorie gewoon van het toneel verdwijnt en dat het gedaan is. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid de hele tijd niet willen nemen en ik wens dat jullie nu eens jullie verantwoordelijkheid nemen als hogere. Dat is mijn bedoeling.

GD: Ja, ik kan geen kwaad doen want ik heb er geen.

S: Ah ja ’t is dat, dan moeten we niet verder meer praten. Dan kunnen we beter stoppen. Dan moet ik tegen u niet praten, want ge kunt toch niets doen.

GD: Nee, niet direct, eigenlijk. Nee nee, je vraagt mij het maximum…

Einde gesprek

Jaarverslag 2012 van de kerkelijke opvangpunten in Belgie

Naamloos-4Jaarverslag 2012 van de kerkelijke opvangpunten

voor seksueel misbruik van minderjarigen in een pastorale relatie

opgesteld door de

Interdiocesane Commissie voor de Bescherming van Kinderen en Jongeren

Met de brochure Verborgen verdriet. Naar een globale aanpak van seksueel misbruik in de Kerk (januari 2012) engageerden de bisschoppen en hogere oversten van België zich om op een passende wijze tegemoet te komen aan de vraag van minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik in een pastorale relatie. Twee wegen werden daarvoor geopend.  Enerzijds de weg van de arbitrage, uitgewerkt door de Parlementaire Commissie.   Anderzijds de weg van de opvangpunten, uitgewerkt door de bisdommen en de religieuze congregaties. Vele slachtoffers hebben hun vertrouwen gesteld in de arbitrageprocedure. Het Wetenschappelijke Comité van het Centrum voor Arbitrage stelde op 4 maart 2013 zijn jaarverslag  2012 voor.  Andere slachtoffers hebben zich gewend tot de opvangpunten.

Met hun  jaarverslag 2012 willen de bisschoppen en hogere oversten informatie geven over de meldingen van seksueel misbruik die langs de opvangpunten zijn verlopen en hoe ermee is  omgegaan.  Beide activiteitenverslagen, die van het Centrum voor Arbitrage en die van de opvangpunten van de Kerk, vullen elkaar dus aan.

  1. 1.          Inzicht en besef

Lange tijd heeft de maatschappij niet gezien of beseft dat seksueel misbruik van kinderen en jongeren die zich in een afhankelijkheidsrelatie bevinden een vorm van machtsmisbruik is, en dus een misdaad. Of leefde er toch een zeker besef, en was dit de reden dat het in het verborgene gebeurde of dat het in de doofpot werd gestopt? Het minste dat men kan zeggen, is dat uit alles blijkt dat men in alle geledingen van de samenleving de omvang en de ernst van het probleem schromelijk heeft onderschat. Hierdoor werden slachtoffers ondersteuning en begrip onthouden, daders ongemoeid gelaten en werd veel leed toegevoegd aan mensen die door deze misdaden al zwaar werden geraakt.

Waarom nu deze rapportering? De transparante rapportering over de problematiek, die via de door de Kerk opgerichte opvangpunten aan de oppervlakte is gekomen, heeft als bedoeling het verleden niet zomaar toe te dekken. De schandalen die de laatste jaren aan het licht zijn gekomen, zijn geen geïsoleerde feiten maar hebben zich in alle sectoren van de samenleving en in alle landen van de ‘beschaafde’ wereld voorgedaan. De ogen hiervoor sluiten en doen alsof het allemaal niet zo erg is geweest, is het negeren van onrecht. De problematiek moet in zijn volle omvang aan het licht worden gebracht. Dat is de enige manier om onrecht te herstellen en herhaling in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. Hiermee kan misschien ‘onrecht uit het verleden’ worden omgezet in ‘recht voor de toekomst’.

Het collectieve zwijgen en verzwijgen in het verleden heeft een soort duizeligheid bij slachtoffers teweeggebracht. De ontkenning van anderen was soms bijna erger dan het oorspronkelijke misdrijf. Als de autoriteiten slachtoffers niet geloven, als omstanders datgene tegenspreken waarvan ze niet kunnen verdragen het te weten, beroven ze slachtoffers van een normaal bestaan. Hun gevoelens van gekwetst en getraumatiseerd zijn moesten worden weggeduwd, maar daarmee zijn ze niet verdwenen. Hun lijf draagt de scherven.

Heeft men niet al te veel de slachtoffers geleerd om niet te voelen. Het begon vaak met wat stoeien, onschuldig in de ogen van nietsvermoedende slachtoffers, maar doelgericht in de geest van daders, wat dan heel geleidelijk overging in het overschrijden van grenzen. Soms werd dit door de kinderen en de jongeren niet als dusdanig opgemerkt en aangevoeld, omdat ze zich daaraan helemaal niet hadden verwacht in de relatie met de dader, die vaak tot de kring van de vertrouwenspersonen van de familie behoorde. Soms was hij een persoon met gezag bekleed waarnaar ze opkeken, soms een vriend van de familie, de priester die het huwelijk van de ouders had ingezegend en de kinderen had gedoopt.

Daders, omstanders en slachtoffers hebben vaak samengespannen in ontkenning of vergeten en aldus het misbruik kansen gegeven voor herhaling. Voor het slachtoffer begint dan het leven opnieuw, maar in dat nieuwe leven kan hij niet langer vertrouwen op zijn zintuigen. Er schijnt iets te zijn gebeurd, maar wat? De grond zinkt onder zijn voeten weg. Dit is de alchemie van de ontkenning: woede en pijn worden vervangen door vage schaamte. Het slachtoffer gaat zich afvragen: wat heb ik gedaan? Hij gaat denken: ik moet iets slechts hebben gedaan. Uiteindelijk zal het slachtoffer dat de ontkenning van anderen heeft ondergaan, zichzelf als een leugenaar gaan beschouwen.

  1. 2.              Opties van de Kerk

Het verleden ongedaan maken is niet mogelijk. We kunnen slechts, in de mate van het mogelijke proberen datgene aan te bieden wat toen het meest ontbrak, in de eerste plaats menselijkheid en solidariteit. Om morele redenen willen de bisschoppen en de hogere oversten van België hun verantwoordelijkheid opnemen tegenover het onrecht dat in het verleden door mensen in een pastorale functie aan kinderen en jongeren werd aangedaan. In dialoog met de slachtoffers zoeken naar de beste manier om hen bij te staan, kan misschien in enige mate leiden tot herstel van het aangedane leed.

Daarom werd gekozen voor een nieuw beleid dat voorgesteld werd in de brochure ‘Verborgen verdriet’ die in januari 2012 werd voorgesteld. Dat beleid bestaat uit zes krachtlijnen en werd door alle bisschoppen en hogere oversten van België onderschreven:

  1. De kant kiezen van het slachtoffer. Dat is in het verleden te weinig gebeurd. Daders waren gezagsfiguren in een onaantastbare positie. Slachtoffers bevonden zich in een kwetsbare positie. Ze dragen het nog steeds mee in de poriën van hun lijf. Elke vorm van relativeren of elke ongelukkige uitspraak wordt als een steen in hun gezicht geslingerd.
  2. De stilte doorbreken. Zwijgen is onaanvaardbaar als spreken kan redden. De kracht van het probleem lag niet alleen in het misbruik, maar in het feit dat het verborgen werd. Dat duwde de slachtoffers in de eenzaamheid.
  3. Erkenning en herstel van het leed dat hen is aangedaan, van de machteloosheid waarin ze zich bevonden, van de stilte waartoe ze werden veroordeeld, van de kwetsuur in hun persoonlijke ontplooiing en van de schade in hun relationele bekwaamheid.
  4. De vorm van herstel wordt bepaald in dialoog met het slachtoffer. Hij moet opnieuw stem en zeggenschap krijgen.
  5. Een rechtmatige aanpak van de daders.
  6. Preventie voor de toekomst.

Om deze krachtlijnen in de praktijk om te zetten, werden er ook zeven structurele maatregelen genomen:

  1. Een netwerk van tien opvangpunten: een per bisdom, een voor de Franstalige en een voor de Nederlandstalige congregaties.
  2. Een centraal infopunt.
  3. Mogelijkheid van verwijzing voor bemiddeling bij neutrale en onafhankelijke instanties onder het beheer van Justitie.
  4. Arbitrage buiten de structuren van de Kerk.
  5. De oprichting van de Stichting Dignity, die ervoor zorgt dat de vergoedingen die worden afgesproken zonder verwijl aan slachtoffers worden uitbetaald en de afspraken worden nagekomen.
  6. Verwijzing naar de normale rechtsgang voor niet-verjaarde feiten.
  7. De oprichting van een Interdiocesane Commissie voor de Bescherming van Kinderen en Jongeren met een zestal opdrachten.

Met deze krachtlijnen en structurele maatregelen willen we proberen om onrecht uit het verleden om te zetten in recht voor de toekomst. Loopt dat nu ideaal? Het is een leerproces. Het blijft werk van mensen voor mensen die in een uiterst moeilijke en kwetsbare positie verkeren. Ze moeten hun verhaal vanuit de diepte waar het is opgeborgen opnieuw bovenhalen. In dit pijnlijke proces kan elke schijn van relativeren, een vraag naar het hoe en wat, een moment van aarzeling of twijfel, de toonaard van het gesprek verkeerd aankomen en kwetsen.

  1. 3.          Waar kunnen slachtoffers terecht? 

Nadat de Interdiocesane Commissie voor de Behandeling van Klachten van Seksueel Misbruik in een Pastorale Relatie onder het voorzitterschap van vertrouwensarts professor dr. Peter Adriaenssens werd ontbonden, was er nood aan een instantie waartoe slachtoffers zich kunnen richten voor erkenning en herstel. Daarvoor werden twee soorten voorzieningen getroffen.

  • Centrum voor Arbitrage

Vanuit de Kerk werd, op vraag van de Parlementaire Commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, inzonderheid binnen de Kerk meegewerkt aan  de oprichting van het Centrum voor Arbitrage inzake Seksueel Misbruik, dat werd ondergebracht binnen de Koning Boudewijnstichting als neutrale instantie. De arbitrage geldt uitsluitend voor verjaarde feiten waarover rechtbanken geen uitspraak meer kunnen doen. De mogelijkheid om een melding te doen was beperkt in de tijd en werd afgesloten op 31 oktober 2012. In het totaal werden hier 621 vragen ingediend. Een rapport van het eerste jaar werking werd op 4 maart 2013 aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers voorgelegd.

  • Opvangpunten binnen de Kerk

Naast de oprichting van het Centrum voor Arbitrage buiten de structuren van de Kerk wilde de kerkgemeenschap ook zorgen voor de opvang van slachtoffers, via een netwerk van plaatselijke opvangpunten.

Er werden tien opvangpunten opgericht: een voor elk van de acht bisdommen, een voor het geheel van de Nederlandstalige religieuze orden en congregaties (URV) en een voor het geheel van de Franstalige religieuze orden en congregaties (COREB). Vanaf 1 januari 2012 zijn deze opvangpunten operationeel. Daarnaast blijft het centrale infopunt behouden, ten behoeve van wie niet onmiddellijk de weg naar een plaatselijk opvangpunt weet te vinden. Het centrale infopunt oriënteert zoveel mogelijk naar de plaatselijke opvangpunten. In dit rapport wordt uitvoeriger ingegaan op de wijze waarop de opvangpunten binnen de Kerk werken om zo de rapportering van het eerste werkjaar beter te kunnen situeren.

Bij deze opvangpunten kan elke persoon terecht, ongeacht zijn of haar leeftijd, die recent of in het verleden slachtoffer, getuige, dader of verdachte was van seksueel misbruik of grensoverschrijdend seksueel gedrag. Ook slachtoffers die zich al bij de Commissie Adriaenssens hebben gemeld, en aan wiens melding geen gevolg werd gegeven vanwege de gerechtelijke inbeslagname van hun dossier, kunnen hier terecht. De melding kan zowel bepaalde feiten of gedragingen als onderwerp hebben, als de manier waarop bepaalde verantwoordelijken hiermee zijn omgegaan. De melding kan gebeuren voor verjaarde en niet-verjaarde feiten. Ook wie kennis heeft of een redelijk vermoeden van dergelijke feiten, kan bij de opvangpunten terecht.

Melders kunnen verschillende motieven hebben. Sommigen willen uitdrukking geven aan hun ongenoegen over een bepaalde persoon of over de organisatie waarbinnen deze persoon werkzaam is. Melders die geen klacht willen indienen, maar wel gehoord willen worden, krijgen het aanbod van een gesprek met een vertrouwenspersoon. Voor sommige personen en voor bepaalde problemen volstaat een melding. Voor anderen is een melding de eerste stap naar het indienen van een strafrechtelijke klacht of naar het opstarten van een bemiddelingsprocedure of een arbitrage. Daarbij kan al dan niet een vraag naar financiële tegemoetkoming aansluiten.

Laagdrempeligheid, vertrouwelijkheid en veiligheid zijn belangrijke werkingsprincipes. Slachtoffers hebben het niet gemakkelijk om voor het eerst of nog eens te vertellen wat ze hebben meegemaakt. Dat verdient alle respect en zorgvuldigheid. De melding kan dan ook op verschillende manieren gebeuren: een persoonlijk gesprek, telefonisch, per brief of e-mail. Een melder krijgt steeds schriftelijke bevestiging dat men zijn melding heeft ontvangen, per e-mail of in een omslag die vertrouwelijk is en geen verwijzingen naar het opvangpunt bevat. Op deze manier moet het vermoeden van doofpotoperatie vermeden worden. Vertrouwelijkheid is niet gelijk aan verstoppen.

We willen dat de melder weet en voelt dat de melding ernstig wordt genomen en gewaardeerd. De moed om grensoverschrijdend gedrag te melden verdient waardering. Wij zijn ervan overtuigd dat men op deze manier bijdraagt tot een klimaat van grotere integriteit in Kerk en samenleving.

De opvangpunten kunnen een melding informeel en in vertrouwen beluisteren. Ze kunnen een eerste opvang bieden aan de melder en helpen om zijn vraag, indien nodig, te verduidelijken. Ze informeren de melder over de manier waarop de melding verder behandeld zal worden. Ze kunnen advies geven en eventueel eerste hulp bieden op psychologisch, sociaal en juridisch vlak, rekening houdend met de verwachtingen van de melder. Volgens de nood van het individuele slachtoffer zal worden gepolst welke opvang adequaat is en welke vormen van herstel gewenst zijn. Op de eerste plaats moet recht worden gedaan aan hun verhaal, verdriet en pijn.

Er wordt niet alleen gedacht aan het directe slachtoffer zelf. Personen uit de omgeving van het slachtoffer of van de dader die door het misbruik hulp nodig hebben, kunnen er ook terecht. We denken hier aan de partner en het gezin, aan de collega’s of vrienden van het slachtoffer, of mensen uit de organisatie waar de dader werkzaam was.

Voor niet-verjaarde feiten, waarbij gerechtelijke vervolging nog mogelijk is, moedigt het opvangpunt het slachtoffer steeds aan om een melding bij politie of bij de gerechtelijke instanties te doen en begeleidt hem daarbij. Wanneer het slachtoffer zelf geen melding aan politie of gerecht wenst te doen, meldt het opvangpunt de feiten, eventueel zonder de bekendmaking van de naam van het slachtoffer, aan de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van de woonplaats van de verdachte of bij de federale procureur.

Het opvangpunt kan, op vraag van het slachtoffer, een gesprek bewerkstelligen tussen het slachtoffer en de dader of zijn overste (de toenmalige overste of de huidige overste, als de toenmalige niet meer in leven of niet meer te achterhalen is). In dit gesprek krijgt het slachtoffer de kans uitleg en erkenning te vragen, terwijl de andere partij zijn spijt kan betonen en verontschuldigingen kan aanbieden. In een dergelijke confrontatie kan het slachtoffer uitdrukken hoeveel leed het misbruik in zijn of haar leven heeft veroorzaakt. Tegelijk wordt de dader op een persoonlijke en directe wijze geconfronteerd met het leed dat hij heeft aangericht. Het gesprek dwingt hem tot ontvankelijkheid voor de pijn die hij in het leven van het slachtoffer heeft veroorzaakt. Het moet hem ook bewegen tot een groter verantwoordelijkheidsgevoel voor de gevolgen van zijn gedrag. Als de dader niet bereid is om hieraan mee te werken, zullen de opvangpunten en de kerkelijke verantwoordelijken alles wat in hun mogelijkheden ligt ondernemen om hem daartoe te bewegen.

Het opvangpunt oriënteert naar externe hulpverlening (zowel op psychologisch, sociaal als juridisch gebied). Al naargelang de nood of de vraag van de melder (slachtoffer, dader, verdachte of getuige) verwijst men door naar een CAW (Centrum voor Algemeen Welzijnswerk/Centre d’Aide aux Justiciables), een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (Centre de Santé Mentale), een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (Equipe SOS Enfants) of andere hulpverlenende diensten of instanties. Het opvangpunt zorgt niet alleen voor verwijzing maar regelt ook zelf een afspraak, indien de melder dit wenst, om tijdverlies en administratieve rompslomp voor het slachtoffer te vermijden.

Het opvangpunt motiveert de melder altijd om de feiten te rapporteren aan de overste van de vermeende dader (bisschop, religieuze overste, directie van school of instelling) om zo verder misbruik of grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. In geval van een geloofwaardige melding, moet de dader verwijderd worden uit de plaats of taak waarin een herhaling van de feiten kan plaatsvinden. Het opvangpunt doet hiervoor concrete voorstellen aan de bisschop of de overste. Deze laatste deelt steeds aan het opvangpunt mee hoe aan de voorstellen gevolg werd gegeven.

Er kan ook een geldelijke tegemoetkoming worden uitbetaald als dit het herstel kan bevorderen. Deze maakt integraal deel uit van het proces van erkenning en herstel. Hiervoor hanteren de opvangpunten dezelfde criteria als het Centrum voor Arbitrage. Deze zijn immers in consensus door de vertegenwoordigers van de Kerk en van het parlement uitgewerkt, op basis van een studie van de gerechtelijke uitspraken inzake seksueel misbruik gedaan door de rechtbank.

Wat betreft de benadering van de vermeende dader, nodigt zijn bisschop of zijn overste hem uit voor een verkennend gesprek, eventueel vergezeld van een vertrouwenspersoon. Ook bij melding van feiten uit een ver verleden wordt de vermeende dader geconfronteerd met wat over hem wordt gemeld. Zolang het onderzoek naar de geloofwaardigheid en de ernst van de klacht loopt, wordt in juridische termen over een ‘vermeende dader’ gesproken. Een vermeende dader wordt gewezen op de verantwoordelijkheid die hij binnen de kerkgemeenschap draagt en op de mogelijkheid om zich, ook in rechte, te verdedigen. Bij het minste vermoeden dat de feiten niet verjaard zijn, wordt hij ten stelligste aangeraden zich zelf te melden bij de gerechtelijke instanties.

Daders worden ernstig aangemaand om financieel bij te dragen tot de stichting Dignity, die de tegemoetkomingen aan de slachtoffers betaalt, ook al kan dit omwille van de verjaring niet in rechte worden afgedwongen. Door deze bijdrage kan een dader zijn bereidheid tonen om mee te werken aan het herstel van de schade die hij bij het slachtoffer heeft aangericht. Er zal echter nooit een rechtstreekse financiële transactie tussen dader en slachtoffer geregeld worden. Een minnelijke regeling wordt geregeld tussen het slachtoffer en de Kerk. Als een dader financieel tussenkomt, zal zijn bijdrage via de stichting Dignity aan het slachtoffer worden bezorgd.

De opvangpunten registreren elke melding met aanduiding van tijdstip van de melding, beschrijving van de aangeklaagde feiten, de periode waarin de feiten zich hebben voorgedaan, de locatie, de betrokken personen en organisaties. Alle regelingen – zoals de dading – worden schriftelijk vastgelegd en ondertekend door slachtoffer/ melder en dader. De bisschop of overste ontvangt een volledig eindverslag met het oog op de nodige maatregelen nu en in de toekomst. Bij het afsluiten van een dossier worden de melder en de (vermeende) dader schriftelijk op de hoogte gebracht van het verloop en de eventuele afronding van de zaak.

Er is voorzien dat jaarlijks een rapport wordt opgemaakt van de meldingen die bij de tien opvangpunten zijn binnengekomen en van de wijze waarop hiermee werd omgegaan. Dat rapport wordt ook publiek gemaakt. Transparantie moet garant staan voor een duidelijk beleid en een adequate preventie.

  1. 4.              Rapportering van het eerste werkjaar van de opvangpunten
  • Voorafgaande bedenking

De verwerking van de gegevens is gebaseerd op de registratie van de verschillende contactpunten. Het gaat om een summiere set van gegevens die worden verzameld zonder de privacy van de slachtoffers te schenden of hen af te schrikken met te zware administratieve en bureaucratische procedures. 

  • Aantal aanmeldingen

In het totaal werden in de tien opvangpunten 307 meldingen gedaan. Dat is ongeveer de helft van het aantal meldingen bij het Centrum voor Arbitrage (621). Vanuit de opvangpunten werden wel 46 personen voor arbitrage doorverwezen. In de veronderstelling dat deze 46 personen dus twee keer in het bestand zitten, een keer bij de opvangpunten en een andere keer bij het Centrum voor Arbitrage, zou het in het totaal gaan om 872 meldingen bij de tien opvangpunten en het Centrum voor Arbitrage samen.

76 % (233) van de meldingen komt uit het Nederlandse taalgebied, 13 % (40) uit het aartsbisdom Mechelen-Brussel, waarvan het niet duidelijk is of ze afkomstig zijn uit het Nederlandse of het Franse taalgebied en 11 % (34) uit Wallonië. Bij het Centrum voor Arbitrage was de verdeling 72 % Nederlandstaligen en 28 % Franstaligen.

  • Informatie over de melder

83 % (254) van de meldingen gebeurde door het slachtoffer zelf. 8,5 % (26) werd gemeld door familieleden van het slachtoffer. 7,2 % (23) werd door andere instanties gemeld en 1,3 % (4) door de dader zelf.

  • De leeftijd van het slachtoffer op het moment van de melding

 

Leeftijd Percentage
< 18   5
18 – 20   1
20 – 40   6
40 – 60 46
60 of meer 37
Overleden   5

Uit dat overzicht blijkt dat 83 % van de slachtoffers op het moment van de melding ouder is dan 40 en dat 37 % zelfs ouder is dan 60.

  • Geslacht van het slachtoffer

76 % van de slachtoffers was mannelijk en 24 % vrouwelijk. De verhouding verschilt lichtjes van de aanvragen bij het Centrum voor Arbitrage waar de verdeling man-vrouw 80-20 % is.

  • Leeftijd op het moment van de feiten 
Leeftijd Percentage
< 10 25
10 – 18 70
18 – 21   2
>21   3

Uit de gegevens blijkt dat 95 % van de slachtoffers jonger was dan 18 jaar op het ogenblik van de feiten en 25 % jonger dan 10 jaar.

  • Tijdsperiode waarin de feiten zich hebben voorgedaan

 

Tijdsperiode van de feiten Percentage
Vóór 1950   4
1950 – 1960 21
1961 – 1970 38
1971 – 1980 21
1981 – 1990   8
1991 – 2000   5
Na 2000   3

Uit dit overzicht blijkt dat 84 % van de gemelde feiten zich meer dan 30 jaar geleden heeft voorgedaan en 63 % meer dan 40 jaar geleden. Slechts 16 % van de feiten dateert van de laatste 30 jaar. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het niet gemakkelijk is om feiten te reconstrueren. Het uitgangspunt is ook meestal dat er niet zoveel redenen zijn om de geloofwaardigheid van slachtoffers in twijfel te trekken, en dat ernstige aanduidingen van waarachtigheid voldoende zijn om geloof te hechten aan het verhaal van het slachtoffer.

  • Geslacht van de dader

97 % van de daders is man en slechts 3 % is vrouw.

  • Statuut van de daders op het moment van de feiten 
Statuut van de dader Aantal Percentage
Niet te achterhalen     6  
Priester 154 48
Religieus   99 31
Broeder   36 11
Leek met pastorale aanstelling   12   3
Verantwoordelijke instelling     8   2
Diaken     2  
Uitgetreden     2  
Gesuspendeerd     2  

 

De meerderheid van daders is op het moment van de feiten priester (48 %), religieus    (31 %) of broeder (11 %). 

  • Leeftijd van de daders op het moment van de melding van de feiten 
Leeftijd van de dader op moment van melding Percentage
Niet te achterhalen 23
< 40   5
40 – 60   9
< 60 – 70   3
>70 18
Overleden 42

Uit de gegevens blijkt dat in 23 % van de meldingen het niet duidelijk te achterhalen is wat de leeftijd van de dader op dit moment is. Bij 42 % van de meldingen is de dader al overleden en is er dus ook geen confrontatie meer mogelijk met de dader. Van de nog levende daders waarvan de leeftijd is gekend is, is de helft ouder dan 70 jaar op het moment van de melding van de feiten.

  • De context waarin de feiten zich hebben voorgedaan 
Context van de feiten Percentage
School 45
Parochie 24
Misdienaar   6
Zorgverlening   6
Jeugdbeweging   4
Andere 15

Bijna de helft (45 %) van de feiten deed zich voor in een school en ongeveer 24 % in een parochie, met daarboven nog eens 6 % als misdienaar. Nog eens 6 % deed zich voor in een zorgverlenende situatie en 4 % in een jeugdbeweging.

  • Classificatie van de feiten

Waar het gaat om feiten van seksueel grensoverschrijdend gedrag werden de meldingen geclassificeerd in vier rubrieken. Dezelfde rubricering wordt ook gebruikt in het Centrum voor Arbitrage. Op basis van deze classificatie wordt ook de hoogte van de financiële tegemoetkoming bepaald.

Categorie 1: Aanranding van de eerbaarheid zonder geweld of bedreiging.

Categorie 2: Aanranding van de eerbaarheid met geweld en bedreiging of waarbij er een vermoeden van geweld of bedreiging wordt aangenomen wanneer de minderjarige op het ogenblik van de feiten onder de volle 16 jaar was of een bijzondere kwetsbaarheid vertoonde.

Categorie 3: Verkrachting, meer bepaald feiten van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een minderjarige die daar niet in toestemde, waarbij in rekening wordt gebracht dat als de minderjarige op het ogenblik van de (eerste) feiten onder de volle 16 jaar was of een bijzondere kwetsbaarheid vertoonde, hij geacht wordt niet te hebben toegestemd.

Categorie 4: Feiten van de voorgaande categorieën die, gezien de ernst, de uitzonderlijke langdurigheid of de bijzondere omstandigheden van het seksueel misbruik, als uitzonderlijk dienen te worden beschouwd en die geleid hebben tot een aantoonbare buitengewone schade waarvan het causaal verband met het seksueel misbruik bewezen wordt.

Aard van de feiten Aantal Percentage
Categorie 1 57   23,3
Categorie 2 108   44,1
Categorie 3 67   27,3
Categorie 4 13     5,3
Totaal 245   100

Bijna de helft van de feiten (44 %) vallen in categorie 2, maar toch ook 5,3 % in categorie 4. In het Centrum voor Arbitrage dat totaal onafhankelijk van de Kerk functioneert  werd  van de in 2012 behandelde aanmeldingen nog geen enkele geclassificeerd in categorie 4.

  • Aard van de gewenste herstelmaatregelen

Als het gaat over de gewenste maatregelen, is het totale aantal gewenste herstelmaatregelen groter dan het totale aantal personen dat zich heeft gemeld, omdat een persoon meerdere verwachtingen kan hebben. Er zijn drie verwachtingen die het sterkst doorwegen: de vraag naar bemiddeling tussen het slachtoffer en de verantwoordelijke van de instantie waartoe de overleden dader behoorde op het moment van de feiten (20 %), de vraag naar een gesprek als vorm van erkenning (19 %) en de vraag naar een ontmoeting met de verantwoordelijke van de dader (19 %). Een vraag naar een ontmoeting met de dader zelf komt slechts bij drie personen of 1 % voor. Dat is gedeeltelijk verklaarbaar door meerdere factoren: omdat veel van de daders ofwel nog moeilijk geïdentificeerd kunnen worden (23 %), ofwel omdat de daders al zijn overleden (42 %), ofwel omdat het gaat om feiten die heel lang geleden hebben plaatsgevonden en waarvan de dader nu boven de 70 jaar is (18 %). Het is ook begrijpelijk dat voor een aantal slachtoffers een confrontatie met dader als te traumatisch kan worden beleefd.

32 % van de vragen gaat om verwijzing: naar arbitrage (10 %), naar een gerechtelijke instantie (6 %), naar een andere instantie (15 %), naar begeleiding buiten het opvangpunt (1 %).

Gewenste herstelmaatregelen Aantal Percentage
Enkel melding   29     6
Gesprek   86   19
Ontmoeting met de dader     3     1
Ontmoeting verantwoordelijke   88   19
Begeleiding   15     3
Verwijzing voor begeleiding     5     1
Melding aan gerecht   26     6
Bemiddeling   91   20
Arbitrage   46   10
Verwijzing andere instantie   71   15
Totaal 460 100

Het feit dat de vraag voor verwijzing naar een gerechtelijke instantie zo laag ligt, is vooral te verklaren door het feit dat het slechts in geringe mate gaat over feiten die volgens de regels van Justitie niet zijn verjaard.

  • Uitkomst van de interventie 
Uitkomst interventie Aantal Percentage
Nog in onderhandeling   86   28
Opvang en begeleiding   16     5
Verwijzing naar begeleiding   13     4
Verwijzing naar justitie   18     6
Melding aan justitie   26     8
Gesprek met overste   59   19
Financiële tegemoetkoming   90   29
Afgebroken door melder     3     1
Totaal 311 100

 Op het moment van het afsluiten van het werkjaar was nog 28 % van de meldingen niet volledig afgehandeld. Daarom wordt in volgend overzicht een berekening van de percentages en aantallen weergegeven van de volledig afgehandelde meldingen.

Uitkomst einde interventie Aantal Percentage
Opvang en begeleiding   16     7
Verwijzing naar begeleiding   13     6
Verwijzing naar Justitie   18     8
Melding aan Justitie   26   12
Gesprek met overste   59   26
Financiële tegemoetkoming   90   40
Afgebroken door melder     3     1
Totaal 225 100

In 40 % van de meldingen werd een financiële tegemoetkoming toegekend aan het slachtoffer, ook al bleek voor de meeste slachtoffers de financiële tegemoetkoming niet het belangrijkste aspect van het herstel en de erkenning. De financiële tegemoetkoming maakt integraal deel uit van een geheel van elementen die bijdragen tot de erkenning als slachtoffer. Een overzicht van de toegekende bedragen wordt in een volgende tabel weergegeven.

Bij 20 % van de meldingen werd het slachtoffer ofwel verwezen naar of werd melding gedaan bij een gerechtelijke instantie. Het opzet is dat uitdrukkelijk melding wordt gemaakt bij gerechtelijke instanties in alle situaties waarin de dader nog in leven is. In 8 % van de meldingen werd het slachtoffer verwezen naar de gerechtelijke instanties; in     12 % van de meldingen werden de feiten door het opvangpunt doorgegeven aan de gerechtelijke instantie, omdat het slachtoffer dat zelf niet aankon of niet wenste te doen.

Slechts 1 % van de slachtoffers heeft het contact vroegtijdig verbroken zonder dat men tot een afrondende interventie is kunnen komen.

  • Financiële tegemoetkoming

In 2012 hebben al negentig slachtoffers een financiële tegemoetkoming ontvangen.

Bedrag financiële tegemoetkoming in EUR Aantal
<1.000     0
>1.000 – 2.500     9
>2.500 – 5.000   39
>5.000 -10.000   27
>10.000 – 15.000     4
>15.000 – 20.000     2
>20.000 – 25.000     9
>25.000     0
Totaal   90

Uit dit overzicht blijkt dat de financiële tegemoetkoming die het meest werd toegekend tussen € 2.500 en € 5.000 ligt (39 personen) en dat voor 48 personen deze lager ligt dan € 5.000. Opmerkelijk is dat 9 personen een tegemoetkoming ontvingen tussen € 20.000 en € 25.000.

De financiële tegemoetkomingen worden, op enkele uitzonderingen na, uitbetaald door bemiddeling van de stichting Dignity. Dignity probeert dan de gelden te recupereren van de verantwoordelijke instantie, die deze op haar beurt (als dit nog mogelijk is) recupereert van de dader. 

  1. 5.          Slotbeschouwing 

Waar voor de aanmelding bij het Centrum voor Arbitrage een gelimiteerde periode was voorzien tot 31 oktober 2012, kunnen slachtoffers, hun naasten en daders een beroep blijven doen op de opvangpunten die door de Kerk werden opgericht.  We hopen dat de lessen uit het verleden zo diep zijn doorgedrongen dat bij iedereen in de Kerk een verscherpte waakzaamheid is ontstaan tegenover de eerste tekenen van onheuse machtsuitoefening en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Naast de oprichting van de tien opvangpunten waar men blijvend terecht kan voor de melding van verontrustende signalen die, uiteraard als het gaat om recente feiten die meer inhouden dan een vermoeden, aan gerechtelijke instanties worden voorgelegd, heeft de Kerk ook een Interdiocesane Commissie voor Preventie van Seksueel Misbruik van Jongeren in Pastorale Relaties opgericht. Deze commissie is samengesteld uit verantwoordelijken van de Bisschoppenconferentie, de hogere oversten van religieuze congregaties en orden, het onderwijs, het welzijnswerk en de jeugdpastoraal, de opvangpunten en de wetenschap, onder leiding van prof. dr. Manu Keirse, emeritus hoogleraar van de faculteit Geneeskunde van de KU Leuven. Er wordt op dit ogenblik gewerkt aan o.a. gedragscodes voor respectvolle omgang met kinderen en jongeren en aan informatiebrochures gericht aan kinderen en jongeren en hun ouders om de eerste tekenen van grensoverschrijdend gedrag te leren zien en er op een adequate wijze mee om te gaan.

Met het publiceren van dit eerste jaarrapport van de werking van de opvangpunten wil de Kerk verdergaan op een weg naar transparantie. Een eerste stap was de publicatie van de beleidsbrochure ‘Verborgen verdriet’, waarin het nieuwe beleid van de Kerk ten aanzien van deze problematiek werd in gang gezet.

We willen allen danken die hebben meegewerkt aan de opvang, de erkenning en het herstel van de slachtoffers uit het verleden. Maar vooral willen we onze oprechte waardering betuigen ten aanzien van de slachtoffers zelf en hun naasten die door hun naar buiten treden het inslaan van nieuwe paden naar gerechtigheid hebben mogelijk gemaakt. Het luisteren naar hen heeft ons veel geleerd.

Brussel, 15 mei 2013

brussel