Gespreksnotitie van de Stichting KLOKK t.b.v. het rondetafelgesprek van de Vaste Kamer Commissie Veiligheid en Justitie op 13 januari 2016 om 11.00 uur.
6 januari 2016.
“Staatskinderen”.
Bij het horen van dit woord denk je aan de tijd dat de DDR en Sovjet-Unie nog bestonden en burgers als objecten werden beschouwd.
Ik leerde deze term en het woord “regeringskinderen” de afgelopen jaren kennen door lotgenoten die zich bij KLOKK meldden en die door de Kinderrechter en de Kinderbescherming waren geplaatst in een kindertehuis, jeugdinrichting of pleeggezin.
De verhalen van deze mensen over hun kindertijd en jeugd maken onweerlegbaar duidelijk dat “de overheid” hun leven had “overgenomen” maar dat zij vervolgens aan hun lot werden overgelaten. Overgeleverd waren ze aan pleegouders en/of aan personeelsleden van het tehuis, die vervolgens over hen “beschikten”.
De overheid heeft de daden van misbruik van deze kinderen niet begaan, maar ook niet voorkomen.
De overheid is structureel nalatig geweest doordat de aangewezen instellingen voor jeugdbescherming m.n. kinderrechter en kinderbescherming/voogdijinstellingen na plaatsing veelal niet meer omkeken naar de kinderen.
Nut en noodzaak en zwaarte van de plaatsing leken ook niet altijd aantoonbaar. Ongeacht de reden van plaatsing werden kinderen behandeld als kleine criminelen vanaf het moment dat de lokale politie ze ophaalde, die zorg moest dragen voor “overbrenging naar de inrichting”.
Ook kinderen waarvan de moeder was overleden en de vader niet meer voor de kinderen kon zorgen, ondergingen deze behandeling.
Op grond van de gesprekken met slachtoffers die verbleven in kindertehuizen en/of katholieke jeugdinstellingen is bij de Stichting KLOKK het beeld ontstaan dat kinderen uit een bepaalde stand niet alleen makkelijk uit huis geplaatst werden, maar volledig rechteloos vervolgens aan hun lot werden overgelaten.
De overheid, noch de Kinderrechter of voogdijinstelling zagen, nadat kinderen eenmaal geplaatst waren, niet of niet effectief toe op:
- – Door gebrek aan onderwijs vaker laaggeletterdheid en nauwelijks stijgingskansen op de sociale ladder;
- – door slechte verzorging qua hygiëne en voeding en door stress is de gezondheid van deze groep vaker structureel aangetast;
- – De begeleiding bestond uit oppassen en “normaliseren”. Dit normaliseren werd op eigen wijze vormgegeven en vormde een bron en kader voor verschillende vormen van misbruik.
- – Het ontbreken van contact met ouders en broertjes en zusjes of enig perspectief daarop, bracht kinderen in een groot isolement en werd een machtsmiddel naar het kind:
- – ”Thuis willen ze je niet meer….”.Over de behandeling en de ervaringen van deze kinderen is inmiddels veel bekend door de meldingen bij de onderzoekscommissies en de klachten die zijn ingediend bij de Klachtencommissie van de RKK en het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
De soorten misbruik (seksueel misbruik, geweldsmisbruik, psychische mishandeling en economische exploitatie) zijn niet los van elkaar te zien! Variaties op een thema en veroorzaakt door ongebreidelde en ongecontroleerde machtsuitoefening binnen de instellingen.Naast het misbruik zijn kinderen beschadigd door de de-klasserende manier waarop zij worden behandeld, zonder te begrijpen waarom. Als je voor een dubbeltje geboren bent, ben je na een bezoek aan de kinderrechter en plaatsing in een tehuis geen stuiver meer waard. In tweeërlei opzicht: je zelfrespect is vernietigd en er wordt geen geld aan je gespendeerd. Dat trauma heeft bij lotgenoten doorgewerkt. Het vertrouwen in instituties is minimaal, hulpverlening spreekt een andere taal.
Door onverschilligheid en nalatigheid zijn kinderen onnodig gestigmatiseerd. Het onderwijs dat hen is onthouden heeft hen structureel op achterstand gezet. Het gevoel “dat je er niet toe doet” is de ergste vorm van misbruik dat je levenslang parten speelt.
Veroorzaakt door schuldig verzuim! Op niveau van instellingen van de overheid.
- Wat er nog meer mis ging…..
Zoals na het onderzoek -op verzoek van uw Commissie V&J gedaan n.a.v. opmerkingen van de heer Han Moraal PG- naar het vervolgingsbeleid van het OM in zedenzaken en klachten tegen RK geestelijken bleek, is klassenjustitie vastgesteld en als zodanig benoemd door een voormalig lid van uw commissie Mr. A. van der Steur.
Omgekeerd geldt ook voor de behandeling van de kinderen/slachtoffers dat er sprake is van een klassentegenstelling: vooral wanneer zij afkomstig zijn uit gezinnen met een (gemeten naar de periode 1945-1980), lage SES, is er weinig identificatie van de begeleiders/hulpverleners, bijv. van de Kinderbescherming en de voogdijinstelling met deze groep “boefjes”.
De stigmatisering en het onbegrip tussen deze groep en de middenklasse die zich over de kinderen “ontfermden” heeft in teveel gevallen slecht uitgepakt.
Specifieke opleidingen voor de begeleiders in de inrichtingen/tehuizen waren doorgaans niet genoten, zoals ook blijkt uit het onderzoek van de Commissie Deetman: “Ik heb geen opleiding nodig, want ik heb mijn knuppel……”.
De commissie Samson heeft zeer oppervlakkig gewerkt en nauwelijks de context van het misbruik weten bloot te leggen.
Er had m.n. ook diepgaand onderzocht moeten worden hoe kinderrechters en medewerkers van de kinderbescherming opereerden. Hoe het kon gebeuren dat pupillen in de privésfeer werden opgevangen door deze medewerkers, in weekenden en vakanties? Welke rol deze persoonlijke contacten speelden in de voortgezette OTS?
De Commissie Samson lijkt te zijn gevlucht in de conclusie ‘dat het vooral de pupillen zelf waren die elkaar misbruikten’.
Een veilige conclusie voor de verantwoordelijken?
Pupillen als onbeschaafde kinderen die hun lusten niet kunnen bedwingen……..?
Zo werd al in de 19e eeuw over de arbeidersklasse gesproken. Daarom is er een uitgebreid beschavingsoffensief ingezet. Buiten de pleeggezinnen en tehuizen waren er sinds 1945 tal van programma’s om tot verheffing te komen van de “achtergestelde groepen”.
Vanaf 1945 zijn er zelfs MOB’s (Medisch Opvoedkundige Bureaus). Minister Klompé stelt in 1962 dat er geen groepen achter mogen blijven. Er is dus een maatschappelijk besef, dat er groepen gedepriveerd zijn. Extramuraal zijn er voorzieningen voor de “verheffing” via maatschappelijk werk en vormingswerk. Maar ook via sociaal economisch beleid wordt dit aangepakt.
Er is echter een groep die geen toegang krijgt tot deze voorzieningen, maar die wordt afgevoerd naar de diverse internaatsvoorzieningen, destijds geordend en passend binnen de zuilenstructuur. Die zuilenstructuur nu lijkt de inertie van de overheid in de hand gewerkt te hebben, het meegaan in de gedachte van de soevereiniteit in eigen kring. De overheid heeft destijds een afslag gemist omdat de overheid zelf een afspiegeling van die zuilenstructuur was. De overheid is vanaf de jaren 80 een terugtredende overheid geworden, die de markt zijn werk laat doen. Dat komt neer op het vrije spel der krachten.
De zwakken delven daarin structureel het onderspit of worden elkaars concurrent in het verwerven van schaarse goederen tegen een betaalbare prijs: werk, huisvesting, zorg.
De verantwoordelijkheid van de overheid erkennen voor de zorg van de allerzwaksten en kwetsbaarsten is aan de orde en heeft consequenties:
- Erkenning van het leed en de gevolgen van misbruik door nalatigheid van de overheid (schuldig verzuim),
- Erkenning van het feit dat burgers/ingezetenen, hoe jong ook en ongeacht hun klasse, ras of herkomst, moeten kunnen rekenen op de bescherming door de overheid en het bevorderen van kansen om normaal als kind op te groeien en volwaardig (= zelfredzaam) burger van dit land te worden.
- Het mag niet zo zijn dat kinderen zich als volwassenen nog zien als “staatskinderen”, objecten van willekeur en machtsuitoefening.
- Het herstel voor deze groep begint met een goed onderzoek naar de omstandigheden van destijds, de verantwoordlijkheden, de erkenning van die verantwoordelijkheid met een passend aanbod t.b.v. het persoonlijk herstel en het herstel van het vertrouwen in de overheid als beschermer van de meest kwetsbaren.De afgelopen jaren hebben zich velen gemeld met de traumatische
ervaringen uit de jeugd. De overheid blijkt op dit moment volgend naar wat de RKK heeft gedaan. Los van het antwoord of wij daarover tevreden zijn is duidelijk dat het misbruik in samenhang moet worden besproken: seksueel, fysiek en psychisch misbruik blijken in combinaties voor te komen. Het fysieke geweld en de eenzame opsluitingen hebben diepe sporen getrokken. Binnen het Deetmandomein ontkomen we niet aan de vaststelling dat de aard en omvang van het seksueel misbruik zo ernstig was doordat er sprake was van structureel misbruik door m.n. groepen pedofielen. De veronderstelling dat het gaat om een groot aantal “incidenten” kunnen wij niet delen. Het zijn de gevolgen van het beleid van destijds en het gebrek aan toezicht. Ook een overheid kan zich hier niet van afwenden.
Wij signaleren bij het Ministerie van V&J en VWS inmiddels een grote bereidheid om serieus aandacht te besteden aan de genoemde problemen.
Nu is een nieuwe commissie gestart: Commissie De Winter, die onderzoek doet naar misstanden in jeugdinstellingen. Een dergelijk onderzoek is niet enkel een studie- aangelegenheid.Het gaat over echte mensen die zich aangesproken voelen en reageren met een melding. Die mensen kunnen niet wachten op eindconclusies.
Die mensen, bij wie de geest uit de fles is, moeten nu al begeleid worden.
Nu niets doen is weer een vorm van “schuldig verzuim”.
Stichting KLOKK staat voor hen klaar en brengt brede expertise in!
Guido J.J.M. Klabbers Voorzitter Stichting KLOKK 6 januari 2016
website: www.klokk.nl e-mail:secretariaat@klokk.nl tel. (+31)06-461 88 351