Achter slot en grendel

De rooms-katholieke kerk wist al in de eerste helft van de jaren vijftig van kindermisbruik in internaten.

In 1954 schreef Canisius, de algemeen overste van de fraters van Tilburg, in een nieuwsbrief: “Mannen wees toch voorzichtig in de omgang met kinderen en maak jezelf niet voor een heel leven ongelukkig. Houd je handen thuis.” De brief (pdf) is in het bezit van RTL Nieuws. De kerk heeft altijd beweerd niet op de hoogte te zijn van het misbruik. Canisius spreekt expliciet over seksueel misbruik. “De laatste jaren komt ontucht met kinderen frequenter voor dan vroeger”, stelt hij in de brief.

In de aanhef staat dat de brief moest worden voorgelezen door de leidinggevenden van de internaten. Daarna moest hij achter slot en grendel worden opgeborgen.

Achter slot en grendel, dat zegt genoeg, over de cultuur en gebruiken in RK instellingen, en ook over deze overste. De daders bespreekt die empathisch toe: ‘maak jezelf niet voor een heel leven ongelukkig. Houd je handen thuis’. De kinderen worden niet beschermd, en de ouders niet ingelicht. De kerk heeft dit probleem al eeuwen, dus er is maar een oplossing…boycot de kerk.

Achter slot en grendel waren ook de dagen die ik bij Bulletje op de ziekenboeg doorbracht. Ik kon niet lopen, niet eten, niet wakker blijven. De reden dat ik ziek was is me tot op de dag van vandaag onbekend. Ergens in mijn achterhoofd had ik toen het vermoeden dat ik de pijn en ellende niet meer aankon, overgevoelig voor de hardheid, het slaan, het regime op jongensinternaat te Bleijerheide. Ik sprong bijna een keer uit het raam, op de vlucht voor broeder Servatius, zo bang was ik voor de man met de halve vinger. Hij hield zijn hand altijd onder de pij, of hij voortdurend iets te verbergen had. Hij, Servatius en Bulletje was een vreemd koppel. Servatius zijn kamer / kantoor lag vlak naast de ziekenboeg van Bulletje en ik kan me herinneren dat wij klassikaal in onderbroek op keuring moesten verschijnen bij Bulletje. Servatius stond de rij bij elkaar te schreeuwen, en ieder gegiechel te bestraffen of met het koord van zijn Franciscaner pij, de gemoederen te bezweren. Er was iets aan de hand, alleen ik kon niet goed duiden daar ik seksueel volledig bleu ben opgevoed, niet vermoedend dat er iets oneigenlijks stond te gebeuren. Doch meerdere jongens maakten opmerkingen en Servatius liep rood aan, opgewonden als een dolle straathond blafte hij iedereen aan. ‘We moesten de onderbroek aanhouden, maar bij Bulletje dr ongediplomeerd, broeder Monulphus, de broek laten zakken’. Wederom gegiechel en jongens die elkaar aankeken. Ook dat was verboden, leken de bloeddoorlopen ogen van Servatius te zeggen. Eenmaal vooraan gekomen, ik durfde niet te kijken, liet ik op commando mijn broek zakken en voelde de volle hand van Bulletje onder mijn balletjes schuiven. Hij greep met de snelheid van een bakker die zijn vol gerezen brood uit de oven trekt. Ik sprong een halve meter de lucht in zoals raketten met veel gejuich in 1963 ten tijden van het Sovjet expansie ruimte programma van de aarde wegvlogen. Ik voelde me echter beschaamd en begreep niet wat er gebeurde. ‘Op de pols blazen’ riep Bulletje, ‘zo’! Bulletje nam mijn arm en duwde mijn pols richting mond. Ik blies op mijn pols terwijl Bulletjes hand onder mijn tienjarige balletjes kriebelden. Deze keuring is vaker voorgekomen, niet klassikaal zoals de eerste keer of het een inwijding betrof en jongetjes getest werden of ze goed genoeg als speelsoldaatjes gebruikt konden worden.

Ik wist niet waarom ik op de slaapzaal bij Bulletje lag, voelde dat ik niet anders kon, had hoge koorts, de gordijnen waren dicht, en alles was donker om me heen. Nauwelijks frisse lucht en geen contact met niemand. Af en to sloop Bulletje binnen, maar ik werd pas een tijd later weer wakker en realiseerde me dat ik nog steeds in dezelfde akelige, benauwde ruimte van de ziekenzaal te Bleijerheide lag. Eenzaam was niet het woord, ik voelde me zo vreselijk alleen gelaten en verwaarloosd dat er beslist een andere naam uitgevonden diende te worden voor deze desolate gemoedstoestand. Alles kwam samen de dagen dat ik er lag. Mijn hulpeloosheid, wanhoop, angst, de enorme leegte en behoefte aan een stem die me vriendelijk zou toespreken. Geen geluid, een stilte die onderbroken werd door de ruimte ernaast waar Bulletje messen en scharen opborg, de zilveren klank van tweespalt die lichaam en geest zou verdelen en vervormen tot het einde der tijden. Ik had geen kracht, kreeg geen lucht, ik zou willen dat de koorts die door mijn lichaam joeg de hele kamer, het hele internaat in vlammen zou zetten. Ik, als de brandende toorts die ellende en verderf zou brengen over al die hopeloze zielen die vastzaten op dit internaat. Bevrijd door het vuur van de hulpeloosheid, de liturgie van de wanorde die losbreekt in de kerkbanken, zou ik redding brengen door pure vernietiging. Niemand zou de oorzaak kunnen achterhalen want de waarheid bestaat immers niet achter dicht gemetselde kloostermuren.

Op een dag, of nacht, deze twee fenomenen kon ik niet uit elkaar houden, werd ik wakker met een loodzwaar gevoel in mijn benen. Ik richtte me een beetje op, en tot mijn blijdschap zag ik Bulletje en Servatius aan de voet van mijn bedje staan. Ze stonden ietwat weggedoken, zeiden niets en keken mij verschrikt aan. Ik dacht dat ze wel naar me toe zouden komen, iets vragen of me wat te drinken zouden aanbieden, maar nee niets. Ze stonden er zonder iets te zeggen, hun houding was vreemd, zonder empathie. Ze bleven kijken en ik viel achterover in mijn kussen niet in staat te bevatten of ik droomde, hallicuneerde of wakker probeerde te worden…het laatste lukte niet….wederom viel ik in een diepe slaap.