archief bisdommen

 

Dossiers over ‘probleempriesters’

Uit de gegevens blijkt dat vier voormalige bisschoppen zelf kinderen misbruikten. Het gaat om Jan Niënhaus, hulpbisschop van Utrecht, Jo Gijsen, bisschop van Roermond, Philippe Bär, bisschop van Rotterdam en Jan ter Schure, bisschop van Den Bosch.

Zestien anderen plaatsten priesters, nadat die kinderen hadden misbruikt, over naar andere parochies waar ze met een schone lei verder konden. Liep het daar weer mis, dan volgden opnieuw overplaatsingen, soms naar een ander bisdom in binnen- of buitenland. De kardinalen en bisschoppen hielden de affaires stil, lieten dossiers over ‘probleempriesters’ verdwijnen en bekommerden zich niet om de slachtoffers. Geen van de verantwoordelijke bisschoppen is nog actief. Alle zaken zijn strafrechtelijk verjaard.

Het overzicht van de rol van de kerkleiders in het misbruik weerspreekt de woorden van kardinaal Simonis. Die zei in 2010 in het tv-programma Pauw & Witteman nog „Wir haben es nicht gewusst” over wat de bisschoppen destijds wisten over seksueel misbruik door priesters en religieuzen. „En”, vervolgde Simonis, „er is niets in de doofpot gestopt”.

Lotgenotenorganisatie Vrouwen Platform Kerkelijk Kindermisbruik (VPKK) zegt dat slachtoffers kardinalen en bisschoppen medeplichtig vinden. Door hun beleid zijn er extra slachtoffers gevallen. VPKK-bestuurder Annemie Knibbe: „Neem de affaire van de kapelaan uit Maastricht. De ouders van de drie meisjes hadden via de pastoor het bisdom gealarmeerd. Beloofd was dat de kapelaan in therapie zou gaan. De meisjes hebben tientallen jaren in de waan geleefd dat andere kinderen hierdoor voor zulk onheil behoed waren. Toen later bleek dat de man gewoon was doorgegaan met zijn praktijken, kwam dat keihard bij hen binnen.”

Geen engeltje in de hemel

In de herinnering van zijn slachtoffers stonk de kapelaan naar sigaren als hij zich vooroverboog om te tongzoenen. En hij was dwingend. Als ze iets zouden vertellen van wat er gebeurd was, dan zouden ze „geen engeltje in de hemel” worden. Dan wachtte in het aardse leven opsluiting in een gesticht. Want zíj waren slecht. Een halve eeuw later traumatiseert dat de slachtoffers nog.

De aard van het misbruik door de kapelaan wordt in de verslagen van de klachtencommissie minutieus omschreven. Wat hij allemaal met de koormeisjes deed, hoe hij de misdienaars verkrachtte – in gruwelijkheid doet het niet onder voor het rapport van de grand jury in Pennsylvania, dat de wereld schokte.

De verslagen van de klachtencommissie illustreren ook het zwijgbeleid van de bisschoppen, en hun harteloosheid naar de slachtoffers. Opnieuw is de zaak van de pedofiele kapelaan uit Maastricht illustratief. De door hem verkrachte misdienaar uit Ospel wilde in 2007 met de inmiddels gepensioneerde bisschop Gijsen praten. Hij zat vol vragen. Het misbruik achtervolgde hem. Hij was arbeidsongeschikt geraakt en had door het misbruik een posttraumatische stressstoornis. De oud-misdienaar vroeg bisschop Frans Wiertz of die een gesprek wilde arrangeren met diens voorganger.

Gijsen weigerde het gesprek. Hij zei ook niet te weten waar de klager het over had. Uit het verslag van de klachtencommissie: „Klager was erg teleurgesteld en geëmotioneerd toen hij vernam dat de reactie van bisschop Gijsen inhield dat deze naar zijn zeggen niet van deze zaak of van eerdere klachten over aangeklaagde op de hoogte was.”

Toen de klachtencommissie in 2015 en 2016 de zaken van andere slachtoffers van de kapelaan behandelde, toonde het bisdom zich deemoedig. „Aangeklaagde was nietsontziend en koos zeer berekenend zijn slachtoffers uit”, erkende de vertegenwoordiger van bisschop Wiertz, die „met grote walging” alle details had aangehoord. Hij gaf ook toe dat Gijsen in 2007 had gelogen: „In 1969 was de situatie rond aangeklaagde bij het bisdom Roermond bekend.” Maar destijds kregen de kerk en haar dienaren „voorrang”. „Er werd bewust het zwijgen toegedaan en er werd nagelaten maatregelen te treffen om kinderen te beschermen.” Zijn conclusie: „De rol van het bisdom is een zeer twijfelachtige geweest.”

1966. Kardinaal Bernardus Alfrink zet de nieuwe bisschop van Haarlem-Amsterdam, Theodorus Zwartkruis, zijn mijter op. Beide mannen komen voor in de dossiers over misbruik van de Rooms-Katholieke Kerk. Foto ANP

Argwaan overheerst

VPKK-bestuurder Annemie Knibbe betwijfelt of de woorden van het bisdom oprecht zijn. Dat in de klachtencommissie berouw getoond is, komt omdat het moest, zegt ze. Ze gelooft niet dat „de corruptie uit het systeem” is.

„Kijk naar het misbruik dat zich nu openbaart in Chili of de verwijten dat de paus niet optrad tegen een kindermisbruiker. De archieven van de Congregatie voor de Geloofsleer in het Vaticaan liggen vol met misbruikdossiers die niet geopenbaard worden. Een dorpspastoor kan misschien nog de moed hebben om een dader te stoppen, maar de hiërarchie is corrupt.”

Volgens advocaat Noor Geraads gaf het bisdom in de eerste zaken over de Maastrichtse kapelaan bij de klachtencommissie maar mondjesmaat openheid. Geraads: „Ze dachten dat het wel zou overwaaien als ze maar spijt betuigden. Pas in de laatste klachtzaken erkenden ze – achter gesloten deuren – dat ze het in 1969 al wisten. De slachtoffers van het eerste uur is dat echter nooit verteld.”

Slachtoffer Brigitte Kicken was jaren bezig om de omvang van haar zaak boven tafel te krijgen. Het bisdom wilde haar niet bevestigen dat er meer kinderen misbruikt waren. Daarom schreef ze een brief aan de paus, maar antwoord kwam er niet. Vervolgens stapte Kicken in het vliegtuig om haar brief dan maar zelf af te geven bij het postkantoor van het Vaticaan. Het leverde een korte reactie op met de boodschap dat ze spoedig antwoord zou krijgen. Dat was meteen het laatste wat ze uit Rome vernam.

Hieronder de lijst met alle betrokken bisschoppen en kardinalen:

1 Bernardus Alfrink (1900-1987), Kardinaal, aartsbisschop van Utrecht (1955-1975)

Plaatste in 1956 een wegens misbruik van minderjarige meisjes tot vier maanden cel veroordeelde pastoor uit Zutphen over naar Slagharen en vervolgens naar Netterden. Een waarschuwende brief van een andere pastoor werd terzijde geschoven. In Netterden vergreep de pastoor zich opnieuw aan een meisje, waarna hij in 1967 overgeplaatst werd naar Eemnes en vervolgens naar Lunteren. In 2013 kreeg een slachtoffer uit Netterden 20.000 euro smartengeld van het aartsbisdom.

Alfrink ondernam niets tegen een kapelaan die in 1960 in Groenlo als godsdienstleraar op een school ontucht pleegde met jongens. Met zijn hand in de broek van een leerling van negen jaar zei de kapelaan: „Ik maak je zieltje schoon.” Een arts waarschuwde het aartsbisdom tevergeefs in 1963 voor ’s mans „oneerbare handtastelijkheden met jongens”. De kapelaan werd toch pastoor in Herwenen Aerdt. Het aartsbisdom betaalde in 2017 een van zijn slachtoffers 7.500 euro smartengeld.

Alfrink plaatste een pastoor van wie bekend was dat in 1967 tegen hem proces-verbaal was opgemaakt wegens ontucht, over naar het Overijsselse Haarle, waar hij in 1971 opnieuw ontucht pleegde. Een van de slachtoffers ontving 17.500 euro smartengeld.

Alfrink plaatste in 1973 een kapelaan uit Utrecht over, nadat hij bekend had jongens te hebben misbruikt. Alfrink bevorderde hem tot pastoor in het Gelderse Braamt. Daar ging hij door met het misbruiken van kinderen.

In 1974 plaatste Alfrink een kapelaan uit Arnhem, van wie bekend was dat hij misdienaren misbruikt had, over naar Albergen. De kapelaan werd bevorderd tot pastoor en misbruikte in Albergen nog eens negen misdienaren. Het aartsbisdom betaalde aan de slachtoffers zo’n twee ton smartengeld.

2 Ad Simonis (1931), Kardinaal, bisschop van Rotterdam, aartsbisschop van Utrecht (1970-2007)

Deed in 1983 niets met een melding van de huishoudster van de pastoor van Albergen, waarin gedetailleerde informatie stond over het misbruik van misdienaars door de pastoor. Parochianen kregen geen waarschuwende brief en misbruikte misdienaren kregen geen hulp. De huishoudster werd ontslagen.

Simonis stelde in 1991 een pastoor in Amersfoort aan, van wie hij wist dat hij in 1990 was veroordeeld voor seksueel misbruik van jongens in Zoetermeer. In Amersfoort misbruikte hij weer kinderen. Simonis voorkwam ook niet dat de man in 2005 pastor werd in Eindhoven.

Simonis ontving in 2000 een brief van een slachtoffer, dat meldde dat voormalig hulpbisschop Jan Niënhaus „erotische stoeipartijen” met hem had gehad. Hij ondernam geen actie.

Simonis installeerde in 2007 een pater, van wie bekend was dat hij leerlingen van een jongensinternaat in Twello misbruikt had, tot acoliet in Oldenzaal. In die functie kreeg de man de leiding over misdienaars.

In een uitzending van Pauw & Witteman in 2010 zei Simonis: „Wir haben es nicht gewusst”.

3 Jan Niënhaus (1929-2000), Hulpbisschop van Utrecht (1982-1999)

Misbruikte acht jongens voordat hij hulpbisschop werd. Tussen 1955 en 1973 was hij kapelaan in Schalkwijk en Amersfoort en leraar, conrector en rector op het kleinseminarie in Apeldoorn. Uit die periode vond de klachtencommissie voor seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk klachten tegen hem gegrond. Het aartsbisdom betaalde de slachtoffers samen meer dan 100.000 euro smartengeld.

4 Martinus Jansen (1905-1983), Bisschop van Rotterdam (1956-1970)

Benoemde een priester die in 1965 was veroordeeld wegens ontucht opnieuw als priester in zijn bisdom.

Jansen benoemde ook een priester van wie hij wist dat die zich in 1965 schuldig gemaakt had aan seksueel misbruik in een pastorale relatie, tot godsdienstleraar op een jongensinternaat in Oudenbosch. Daar misbruikte deze rond 1970 drie minderjarige jongens. Hun klachten werden gegrond verklaard door de klachtencommissie voor seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk. De slachtoffers kregen samen 175.000 euro.

5 Philippe Bär (1928), Bisschop van Rotterdam (1982-1993)

Deelde het bed met studenten van zijn eigen priesteropleiding.

Tegen zeker vijf priesters die kinderen misbruikt hadden ondernam Bär geen actie.

Priesters die wegens misbruik niet meer konden worden gehandhaafd, werden door Bär in andere bisdommen tewerkgesteld.

 

6 Ad van Luyn (1935), Bisschop van Rotterdam en voorzitter bisschoppenconferentie (1994-2011)

Drong als overste van de congregatie van salesianen in 1979 bij de politie aan op het seponeren van een misbruikzaak tegen een priester uit Rijswijk. De man werd overgeplaatst naar een parochie in Terneuzen waar hij opnieuw kinderen misbruikte.

Van Luyn was in 1995 als bisschop betrokken bij de aanstelling van een priester die toen al twintig misbruikzaken had bekend. Van Luyn stond toe dat de man pastoraal- en jeugdwerk deed. Toen het opnieuw fout ging, tolereerde Van Luyn dat de man nog een half jaar in zijn bisdom bleef, voordat hij hem overplaatste naar het aartsbisdom. Daar, in Amersfoort, vergreep de priester zich weer aan kinderen.

Van Luyn reageerde als bisschop en als salesiaan in 2002, 2008 en 2010 niet op hulpverzoeken van drie misbruikslachtoffers, en stopte affaires in de doofpot.

 

7 Guillaume Lemmens, (1884-1960) Bisschop van Roermond (1932-1957)

Handhaafde twintig jaar een pedofiele priester in zijn bisdom, hoewel bekend was dat hij in 1941 veroordeeld was voor het misbruiken van twee jongens en een meisje in Sittard. Een klacht over zijn misbruik in 1946 van een meisje van zeven jaar in Doenrade werd in 2011 gegrond verklaard door de klachtencommissie voor seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk. In 2011 erkende het bisdom dat de priester – die rector was in een zwakzinnigengesticht in Heel en het ziekenhuis in Sittard – in 1952 opnieuw in aanraking was geweest met justitie.

 

8 Petrus Moors (1906-1980), Bisschop van Roermond (1959-1970)

Benoemde in 1959 een Belgische priester, van wie hij wist dat die veroordeeld was wegens ontucht met jongens, tot kapelaan in Broekhem-Valkenburg. Daar vergreep de kapelaan zich opnieuw aan jongens. Het was in 1966 geen belemmering voor een benoeming in Hulsberg en twee jaar later in Venlo. Opnieuw ging de kapelaan in de fout.

Moors ondernam geen actie tegen een kapelaan van wie bekend was dat hij vaker kinderen misbruikt had. De kapelaan kon daardoor in 1961 in Heerlen nog een meisje van 17 verkrachten. Zij kreeg in 2017 van het bisdom 100.000 euro smartengeld. Hoewel het bisdom „diverse meldingen” kreeg over de man bleef hij tot 1982 actief als pastoor, in Breust-Eijsden, later in en Puth-Schinnen.

Moors plaatste een kapelaan van wie bekend was dat hij in Maastricht kinderen misbruikt had in 1969 over naar Thorn, waar de man opnieuw toesloeg.

Moors benoemde een docent van seminarie Rolduc (Kerkrade), nadat die zich aan minderjarige jongens vergrepen had, tot pastoor in Sittard en Tegelen. Een van de slachtoffers ontving 25.000 euro smartengeld.

9 Jo Gijsen (1932-2013), Bisschop van Roermond (1972-1993)

De klachtencommissie voor seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk verklaarde twee misbruikklachten tegen Gijsen gegrond. Gijsen pleegde tussen 1958 en 1961 ontucht met twee jongens toen hij kapelaan in Valkenburg was en leraar op de priesteropleiding Rolduc in Kerkrade.

Gijsen plaatste in 1972 een kapelaan, van wie bekend was dat hij kinderen in Maastrichtmisbruikt had, over naar Ell, Hunsel, Ubach over Worms en Ospel – waar de man opnieuw toesloeg. Twaalf vrouwen en mannen meldden dat zij tussen 1965 en 1991 door hem misbruikt zijn. Negen van hen ontvingen via de klachtenprocedure samen 750.000 euro smartengeld van het bisdom.

Gijsen plaatste in 1987 een pastoor in Maastricht, die zich had vergrepen aan een misdienaar, „om gezondheidsredenen” over naar het dorp Banholt.

Gijsen benoemde in 1991 de vroegere pastoor van Reuver-Offenbeek, na een strafrechtelijke veroordeling wegens ontucht met een vijfjarig meisje, tot pastoor in Grashoek.

Gijsen liet dossiers over probleemgevallen uit het bisschoppelijk archief vernietigen.

10 Frans Wiertz (1942), Bisschop van Roermond (1993-2017)

Benoemde in 1994 een priester, die in het Zuid-Hollandse Langeraar in opspraak kwam vanwege misbruik, als pastoor in Grevenbicht. Na berichten over „uitspattingen” in de pastorie verplaatste Wiertz hem naar Sevenum en vier jaar later naar Geleen, waar het opnieuw mis ging.

Wiertz benoemde in 2002 een wegens ontucht met een jongen veroordeelde pastoor in Heerlen tot pastoor in Kerkrade.

11 Wilhelmus Mutsaerts (1889-1964), Bisschop van Den Bosch (1943-1960)

Plaatste een kapelaan uit Grave in 1957 over naar een nieuwe parochie in Tilburg, nadat was ontdekt dat de kapelaan een misdienaar „zeer veelvuldig” had misbruikt. De bisschop nam de kwestie persoonlijk in behandeling, waarbij hij verzocht om er geen ruchtbaarheid aan te geven. In 1959 volgde overplaatsing van de kapelaan naar een instituut voor doofstomme kinderen in Sint-Michielsgestel. Een van de slachtoffers kreeg 15.000 euro smartengeld.

12 Wilhelmus Bekkers (1908-1966), Bisschop van Den Bosch (1960-1966)

Stopte informatie over geestelijken die misstappen hadden begaan in een geheim archief.

13 Jan Bluyssen (1926-2013), Bisschop van Den Bosch (1966-1984)

Zorgde dat een Oisterwijkse pastoor, die in 1968 was veroordeeld tot vijf maanden cel wegens ontucht met zes misdienaren, opnieuw kon beginnen in het bisdom Groningen. De man werd nog datzelfde jaar kapelaan in Sneek en later pastoor in Groningen. Zijn slachtoffers kregen het consigne om over het misbruik te zwijgen. Van begeleiding van de slachtoffers was geen sprake. Vijf slachtoffers kregen via de klachtencommissie samen bijna een ton smartengeld.

Bluyssen versnipperde in de jaren zeventig belastende informatie over geestelijken. De documenten zaten in een geheim archief dat was samengesteld door zijn voorganger.

14 Jan ter Schure (1922-2003), Bisschop van Den Bosch (1985-1998)

Misbruikte als jonge priester tussen 1948 en 1953 een leerling in een jongensinternaat in Ugchelen. De congregatie van salesianen, waartoe hij behoorde, betaalde het slachtoffer in 2003 16.000 euro.

Ter Schure legde in de jaren negentig een geheim archief over priesters met problemen aan, dat later spoorloos verdween.

15 Antoon Hurkmans (1944), Bisschop van Den Bosch (1998-2016)

Benoemde in 2004 een priester tot pastoor in Helmond. De man was twee jaar eerder afgetreden als directeur van de bisschoppelijke priesteropleiding na beschuldigingen van verkrachting en handtastelijkheden bij jongens.

 16 Johannes Huibers (1875-1969), Bisschop van Haarlem (1935-1960)

Liet een kapelaan, die in 1958 wegens ontucht met een minderjarig meisje veroordeeld was tot zes maanden voorwaardelijke cel, in zijn functie in Den Helder.

17 Martin de Groot (1933), Vicaris-generaal, waarnemend bisschop van Haarlem (1966)

Plaatste een in 1958 wegens ontucht veroordeelde kapelaan uit Den Helder in 1966 over naar een parochie in Amsterdam.

18 Theodorus Zwartkruis (1909-1983), Bisschop van Haarlem-Amsterdam (1966-1983)

Plaatste in 1970 een wegens ontucht veroordeelde kapelaan uit Amsterdam over naar het bisdom Groningen. Bij zijn overgang liet Zwartkruis zijn collega-bisschop Bernhard Möller onwetend van de justitiële antecedenten van de kapelaan. De man werd pastoor in Emmeloord.

Zwartkruis plaatste een kapelaan tussen 1974 en 1983 drie keer over na klachten over kindermisbruik. Als hij anonieme brieven over een priester ontving, had Zwartkruis als beleid die te vernietigen en er niets mee te doen.

19 Pieter Nierman (1901-1976), Bisschop van Groningen-Leeuwarden (1956-1969)

Benoemde een Oisterwijkse pastoor, die in 1968 was veroordeeld voor ontucht met zes minderjarige jongens, datzelfde jaar tot kapelaan in Sneek, en later tot pastoor in Groningen.

20 Joseph Baeten (1893-1964), Bisschop van Breda (1951-1962)

Benoemde in 1956 een pedofiele pastoor van een parochie op Texel (bisdom Haarlem) in het Zeeuwse dorp Hansweert. Daar ging de pastoor in 1959 opnieuw in de fout. De pastoor werd veroordeeld tot één maand voorwaardelijk. De bisschop plaatste hem daarna over naar het Gasthuis in Halsteren.

Aardse straffen in de hemel