Bulletje…pilletje?

Gisteren hebben wij geschreven over zieke(n)broeder Monulphus, bij de Bleijerheide jongens beter bekend als Bulletje, en het was niet voor iedereen duidelijk dat het ging om de vervelende betastingen die Bulletje zowaar op ALLE kinderen die ooit op jongenspensionaat Franciscanen te Bleijerheide hebben gezeten, hun testikels heeft beetgepakt. De eerste ontkenningen moeten nog binnen komen op de burelen van MCU. Nu dan, er zijn nog veel engere verhalen over Bulletje te vertellen maar wij willen ons niet als Deetman alleen richten op het seksuele onderzoek…dit gaat verder, veel verder. Broeder Alphons vertelde afgelopen Juli tegen een van onze leden het volgende:

Over Monulphus (bulletje) gingen wel meer verhalen de ronde stelde hij (Alphons), maar hij snapte niet dat de arts, die ook een aantal malen per week kwam, niets had gemerkt… Tenslotte verstrekte die ziekenbroeder toch alleen maar pijnstillers en een hoofdpijn tabletje dacht hij. Ik keek hem wat meewarig aan en hij wendde zijn hoofd af. Hij wist wel beter…

Wij willen een oproep doen om te weten te komen wie deze arts was, op welke dagen hij het internaat bezocht, en of hij invloed had op de geneeskundige capriolen van Bulletje. Wij willen een onderzoek naar het eventuele gebruik van het middel Luminal of andere psychfarmaca.

Nog een Bulletje verhaal uit het Englene dossier:

Ik heb enkele dagen met hoge koorts in de ziekenboeg gelegen, en verkeerde vaak buiten bewustzijn. Ik herinner me dat zowel broeder Monulphus, bulletje, als Servatius aan mijn bedje stonden te kijken. Het verhaal gaat dat deze broeder jongetjes verdoofde. Ik heb een zeer unheimisch gevoel over deze zware ziekteperiode.

 

Ik moet ongeveer 12 jaar zijn geweest en was nogal fanatiek in het beoefenen van allerlei sporten in het internaat. Ik brak een keer bij het “verspringen” in de verspringbak mijn linkerarm. Veel pijn, grote paniek, naar de ziekenboeg, van daaruit met de ziekenbroeder met de bus naar het ziekenhuis. Daar, onder narcose, werd mijn arm weer “gezet” en ging in het gips. Voordien, tijdens het wachten, was ik nogal in paniek en bang. De ziekenbroeder probeerde me gerust te stellen, alles zou weer goed komen, ik moest flink en dapper zijn. De volgende dag moest ik me melden in de ziekenboeg “voor kontrole”. Deur ging op slot en ik moest me helemaal naakt uitkleden, uiteraard daarbij geholpen (had maar EEN arm) en moest op de “onderzoeks-tafel” gaan liggen. Daar werd eerst geweldig lang gedaan over het opmeten van mijn temperatuur met een thermometer, vele keren in en uit mijn achterste. Kontgaatje weer opengetrokken en de meter er weer in. Ik kon namelijk koorts hebben na het “zetten” van mijn arm, werd mij gezegd. Daarna zou ik, net zoals in het ziekenhuis, even in slaap worden gebracht, want dat was beter voor het gehele verdere onderzoek. Aldus geschiedde met ether-lappen. Wat er toen precies met mij allemaal uitgespookt is, weet ik niet, kan mij alleen herinneren, dat ik na afloop nogal jeuk had en last had van mijn anus, maar ik dacht toen, dat dat van dat thermometer-gedoe was. Kan daarom ook totaal niets bewijzen. Een dergelijke (kont)role heeft daarna nog een keer plaatsgevonden. Ik ging na de tweede keer protesteren tegen “de narcose” en zei dat ik daar dagenlang misselijk en ziek van werd, en zowaar ….. de onderzoeken bleven verder uit !! Mogelijk dacht de ziekenbroeder, dat hij tijdens het toedienen van de narcose wel eens behoorlijk in de fout kon gaan en staakte (met mij) zijn spelletjes. Het was bekend bij de leerlingen, dat je uiteindelijk beter (nergens voor) naar de ziekenboeg moest gaan, want al ging je alleen maar voor een asperientje, je stond onmiddellijk helemaal naakt en werd “medisch betast” etc. etc. Ik ben de naam van deze broeder kwijt, weet die niet meer, maar de “ziekenbroeders” wisselden elkaar trouwens soms af. Ik herken overigens al de verhalen uit “Dossier 14”, ik heb er tenslotte zeven jaren door “mogen” brengen. De broeders Franciscanen probeerden hun slachtoffertjes toch wel zorgvuldig uit te zoeken en concentreerden zich vrijwel altijd op jongens “met zeer slechte huiselijke omstandigheden, jongens afkomstig uit arme en gebroken gezinnen”.

Op de foto van 7 mrt. van —schoolbank–met de vijf broeders uit Bleijerheide herken ik de tweede van links br.mansuetis, hij was in mijn tijd de prefect ( hoofd ) van de school mulo opleiding. Hij deed ongewenste handelingen met je waarvoor hij je onder narcose bracht zogenaamd. Dit gebeurde in de jaren 1942-1946 toen ik in het internaat vebleef. Als beloning mocht je naderhand de gesensureerde post uitdelen.

Bulletje was een klein dik akelig mannetje met een bril. Hij had zelf de kleur van een big en had altijd een veel te strakke lange witte doktersjas aan. Daar aangekomen gelastte Servatius een onderzoek en Monulphus knikte zwijgend. Hierop moest ik me uitkleden en kreeg een soort operatiehemd voorgehangen en een tabletje. Ondertussen was bulletje steeds druk en overdreven in de weer met mijn geslachtsdelen en ik begreep er niets van, omdat ik niets mankeerde. Later werd ik wakker van zware voetstappen, met mijn ondergoed weer aan op een van de bedden in de ziekenzaal. Het was al licht aan het worden buiten en de naderende voetstappen bleken van Servatius te zijn. Ik keek over het voeteneinde in die richting en zag dat ik stevig was ingestopt en dat het net leek alsof ik niet bewogen had, terwijl ik normaliter een woelrat was. Ik was doodsbang en had het idee dat hij mijn hart zag bonzen onder dat strakke dekentje. Omdat ik bulletje niet meer zag en geen idee had wat er gebeurd was, vroeg ik aan hem wat hij kwam doen. Hij antwoordde dat hij ook toezicht ziekenboeg had. Vervolgens gelastte hij me om gekleed aan het ontbijt te verschijnen. De nacht erop werd ik door Servatius gewekt, hij stak 2 handen omhoog en vroeg hoeveel vingers ik zag, want hij wilde weten of ik wel wakker was. Toen ik antwoordde met 10, haalde hij enorm uit met zijn arm en sloeg me tegen mijn hoofd. Hierdoor werd ik van mijn bed geslagen en kwam op de grond tussen 2 andere bedden terecht die dwars naast me stonden. Volgens hem had ik 9 en een half moeten zeggen, beweerde die gek. Hij miste immers een halve wijsvinger. Vervolgens moest ik weer mee naar de ziekenboeg en precies hetzelfde herhaalde zich, alleen werd ik toen wakker, wederom met ondergoed aan maar nu zittend op een toiletpot. Bulletje stond te kijken in de halfgeopende deur, waarop ik vroeg wat er aan de hand was. Hij gelastte me te blijven zitten en liet me zo achter, om na een half uur verder te gaan met het onderzoek. Toen hij weer mijn genitalien begon te bespelen heb ik hem kwaad van me afgeduwd, doordat hij op zij hurken zat rolde het varken even, waardoor ik kon ontsnappen. Op de slaapzaal werd iedereen ondertussen zo’n beetje beetje wakker, waardoor ik me weer redelijk veilig voelde.

Welkom in de wereld van de Engelen jongens!

 

Luminal gebruik en broeder Monulphus

Mijn gesprek met broeder Alphons in juli 2011

Toen ik het interview van Bert en Luc bij EenVandaag nog ’s bekeek bleef me bij dat Alphons als kleine jongen ook leerling was geweest in Bleijerheide. Mij bekroop het gevoel dat hij zomaar een product van eigen kweek zou kunnen zijn, gezien zijn gewelddadige optredens die de meeste kinderen wel kennen. Misschien was hij bereid om over zijn tijd als leerling iets te vertellen bedacht ik en belde hem op voor een afspraak, teneinde een gesprek te arrangeren, waar hij op in ging. Hij ging overstag denk ik, omdat ik zei dat hij, in tegenstelling tot Eymard, nog enige menselijkheid manifesteerde tijdens het interview. “Pastoor S is mijn vriend niet.” Alphons vondt ’t nodig dit even te vermelden. Hij heet nog steeds zo en is lid van dezelfde congregatie zei hij.

Toen ik in G. aankwam vroeg hij of ik namens Bert Smeets kwam, hetgeen ik ontkende en verklaarde op eigen titel te zijn gekomen. Ik gebruikte geen opname-apparatuur merkte ik op en dat ik anders om zijn toestemming moest vragen, tevens zei ik dat dat vise versa was. Wel deelde ik hem eerlijkshalve mee dat ik één van de 60 mensen was die zich bij stichting MCU had aangesloten. Verder maakte ik hem duidelijk dat ik er ook was voor diegenen die niet kúnnen spreken, zowel de nog levenden alsmede de reeds overledenen.

Dat bleek hij niet helemaal te begrijpen, waarop ik uitlegde dat er reeds zelfmoorden hadden plaatsgevonden onder ex-leerlingen. Hij keek enigszins onbegrijpend en ik zei: “Nou Alphons, jullie hebben nogal wat aangericht daar in Bleijerheide. Jullie hebben levens verwoest.” Kennelijk schrok hij van mijn opmerking en dacht dat ’t niet kon bestaan dat er wel 60 dossiers waren inmiddels. Die zijn er toch écht zei ik. Tegenwoordig hield hij zich veel bezig met huiselijk geweld, daarvan waren er wel honderduizenden zei hij vervolgens. Dat vond ik ongepast en zei: “Dus eigenlijk durf je te zeggen: Waar hébben we ’t over.” Daar schrok hij weer van, maar nam niets van zijn woorden terug.

Tegenwoordig kunnen mensen die met huiselijk geweld te maken hebben in ieder geval nog ergens naar toe, merkte ik op. “Maar wij konden nérgens heen, omdat jullie allemaal hetzelfde waren, de poort was dicht en niemand kon weg.” Dat beaamde hij.

Hij kon zich maar niet voorstellen dat hij dat allemaal niet wist van mensen waar hij mee werkte en aan tafel tezamen at. “En niet alleen gegeten, maar óók gezopen, want jullie stonken regelmatig naar de drank ook nog.” antwoordde ik.

Dat er in een intervieuw door hem gezegd zou zijn dat er in “zijn” tijd al “verhaaltjes” de ronde deden ontkende hij in alle toonaarden. Het voorstel om dan maar ’s even op zijn pc te kijken verwierp hij meteen, terwijl iedereen het had gehoord en kan zien, wereldwijd. Verder kon hij op internet álle 60 dossiers lezen stelde ik, daar ging hij ook niet op in en merkte op dat hij niet zo handig met een pc was…

Het kón niet anders dan dat er in “zijn” tijd al broeders waren die ik ook kende stelde ik en confronteerde hem met mijn eigen dossier dat ik had meegenomen. In mijn dossier stonden 18 broeders en ik vroeg hem om aan te vinken welke broeders in “zijn” tijd er al waren. Want daar moesten die “verhaaltjes” dan over gaan Hij wilde het dossier niet lezen en ook de broeders die hij als leerling had niet aanvinken. Maar de eerste die hij vervolgens noemde was Otho. Daar nam ik uiteraard geen genoegen mee en heb er een aantal uit mijn dossier genoemd, degenen die hij verder noemde waren: Landric, Leonardus, Servatius en Monulphus.

Over Monulphus (bulletje) gingen wel meer verhalen de ronde stelde hij, maar hij snapte niet dat de arts, die ook een aantal malen per week kwam, niets had gemerkt… Tenslotte verstrekte die ziekenbroeder toch alleen maar pijnstillers en een hoofdpijn tabletje dacht hij. Ik keek hem wat meewarig aan en hij wendde zijn hoofd af. Hij wist wel beter…

Op mijn vraag waarom hij zelf regelmatig ontplofte moest hij even nadenken. Hij antwoordde dat hij als novice enigszins gefrustreerd 2 jaar lang in de bijkeuken alleen maar mocht afwassen. Daarop kreeg hij, volkomen onvoorbereid op deze verantwoording ondermeer toezicht op de studiezaal, en vond ’t een onaangename taak om 90 personen in ’t gareel te moeten houden…

Het was me bekend dat jongens dermate afgerost werden dat ze niet toonbaar waren en dat hun ouders op de mouw speldden dat ’t pedagogisch/opvoedkundig beter was om even geen kontakt met hun zoon te hebben… Er was er een bij die een half jaar niet thuis was geweest merkte ik op, omdat hij niet toonbaar was en dat iemand op 29 jarige leeftijd zelfmoord pleegde, met hersenletsel dat door Lucas was toegebracht…

Een en ander emotioneerde hem regelmatig en hij knikte meer dan eens instemmend, maar liet verder niets los. Dat ze onderling ook bang waren voor enkele broeders was mij opgevallen, dat moest hij toch ook weten.Hij knikte instemmend.

Wat hij wel te berde bracht was dat het vroeger toch heel wat betekende als je kon zeggen dat je op Bleijerheide was geweest. Dat vond ik niet vreemd zei ik, want niémand wist wat er zich afspeelde in dat gesticht, de ouders niet en ook de bevolking van Kerkrade niet. Bovendien merkte ik op dat er in mijn tijd Ignatius werd opgepakt, tezamen met een burger-boekhouder, vanwege financiële malveraties en dat de schoolcijfers regelmatig opgeleukt werden, waardoor vooral de middenstand hun kinderen stuurden vanwege de “kwaliteit” van het onderwijs… Dit alles verbaasde hem kennelijk niet, maar toegeven ho maar.

Wat mij betreft vertoonden hun veel kenmerken van een criminele organisatie stelde ik, er waren immers misdaden gepleegd, die onderling en hiërarchisch werden toegedekt en er een zwijgplicht werd opgelegd.

Het werd tijd om ’t over een andere boeg te gooien en vroeg aan hem of hij wist dat een priester op 16 juni 2011 tot 8 jaar onvoorwaardelijk werd veroordeeld, terwijl er door het OM in Tongeren (B.) 5 jaar geëist was. Daar schrok hij een beetje van waarop ik doorging met te zeggen dat we beslist gaan proberen om verjaring niet te laten gelden, omdat er méér was gebeurd dan alleen sexueel misbruik.

In Bleijerheide waren misdaden tegen de menselijkheid gepleegd stelde ik en wel in de vorm van sexueel misbruik, dan wel pogingen daartoe, alsmede fysieke en mentale terreur in de vorm van excessief geweld en geestelijke manipulatie. Zo heb ik ook officieel melding gemaakt bij de politie te Kerkrade, vertelde ik hem nog. Wat mij betreft konden ze verjaring dus op hun buik schrijven merkte ik op.

Wat mij betrof kreeg hij de kans om ’s schoon schip te maken zei ik tegen hem, als broeder maar ook als mens, door te vertellen wat hij wist. Als hij dat wilde kon hij kontakt met me opnemen, anders zou ik hém nog ’s bellen sprak ik met hem af.

Ik vroeg hem nog of hij dan één broeder uit zijn tijd kon opnoemen die dan wel deugde. Alphons bedacht zich niet lang en antwoordde heel beslist: “Stephanus” Afwachtend of er nog meer opgenoemd zouden worden, hetgeen niet gebeurde, concludeerde ik dat hij hij dan ook drommels goed moest hebben geweten wie er dan allemaal niet (dan wel) deugde…

Tijdens het afscheid werd hij even stil en zei, wederom geëmotioneerd: “Ja, je hebt gelijk, het zou zo maar ’s kunnen dat ik bén wie ik ben, omdat ik ook op Bleijerheide was…”

Een week of 2 later belde ik hem op om te vragen of hij het gesprek wilde voortzetten, maar daar zag hij verder weinig heil meer in en zei nog: “Zometeen heb ik een afspraak met nog 2 gasten, die kunnen zich net als ik écht niets herinneren…”

Een leerling met kledingnummer 261

 

Straat muziek

Straat muziek

 

De storm koelt af, gespannen lijven en bedwelmde geesten..eindelijk wind

Veel wind

koele, afgedroogde zomerwind

Het raast door haren, spaken en bomen

De bladeren je hoort ze weer

Het geritsel in vierhoeken en rechte kerkpaden

een storm raast over de duinen

zand

Een top-ambtenaar op justitie, de selectie van Deetman, het onderzoek van de kerk

Het raast en ritselt door de straten

Maar de mensen zijn moe

Heel moe

Gelukkig kijken we ver, steeds verder in dit land

TV

En voetbal

Want we zijn moe..Heel moe

in Heel zijn ze het beu

Laat het toch rusten…hou er over op sprak de doktor

Ik heb de sterfgevallen verkeerd ingevuld

Toch ritselt het nieuws…geen onnatuurlijke doodsoorzaak

Het raast maar door…het nieuws

Spreekt met duizend tongen, en allen tegelijk

Het Nieuwskoor zingt voor U

Hallelujah Gods tong zegt het voort

Eindelijk rust…

Eindelijk kunnen we met de bladeren mee

meekleuren en alles wordt vanzelf grijs

Laat het aan God over

Ik heb in het Maria internaat gezeten aan de Noorderwierweg 2 te Amersfoort. Ik zat er vanaf 1953 tot aan 1968. De nonnen waren van de ‘Congregatie O.L.V. van Amersfoort. Een non, zuster Hendrina, heeft mij in 1999 of 2000 haar excuses aangeboden omdat ze niet had ingegrepen toen ik een zware straf moest ondergaan nadat ik een non beschuldigd had van een leugen. Honderd keer de marmeren trap op en af rennen. Boven stond een non en beneden, om af te tellen. Ze zei: ‘Ik was jong en zat me alleen maar nieuwsgierig af te vragen of je het zou halen!’ Ook smeekte ze mij om geen kontakt op te nemen met zuster Feliciana. Een van de nonnen die mij zwaar heeft mishandeld. ‘Laat het aan God over’ zei ze.

Ik loop nu dus op krukken omdat ik mijn leven lang al met een chronisch pijnsyndroom zit. Nu moet ik wel zeggen dat ik geleerd heb om met mezelf te leven. Mede dankzij mijn poezie en beeldende werk. Alleen die angsten…ik geef mijn leven nooit meer uit handen. Er bestaat een jubileumboekje van dat internaat dat ik toevallig in handen kreeg. Daarin is alles koek en ei dat begrijp je. Er staat zelfs een foto van dat smerige bad waar veel heeft plaatsgevonden. Het water is zo smerig…maar het jongetje lacht vrolijk. Hij was waarschijnlijk het zesde of zevende kind dat in hetzelfde water gewassen werd.

Vanaf mijn 5e tot aan mijn twintigste in het Maria internaat gezeten.Op de radio hoorde ik over de meisjes van St Anna waarvan er velen op korte tijd stierven. Er werd daar letterlijk gezegd: ‘van mistanden was er geen sprake, wel was het zo dat de meer gezonde meisjes hard moesten werken. Als ze dat niet deden moesten ze in het cachot of ze werden vastgebonden op het span of zo. Dat woord ben ik vergeten. Hoe durven ze dat geen mistanden te noemen. Ik heb zelf als negenjarige drie dagen opgesloten gezeten in een werkhok in de kelder met de deur op slot en zonder licht, eten en drinken. Dat was in het weekend. Ze waren me vergeten. Toen ze me eruit haalden was ik duizelig. Omdat ik niet snel genoeg de keldertrap opliep kreeg ik een klap tegen mijn hoofd en viel keihard tegen de stenen keldermuur. Vanaf die dag heb ik vrijwel nooit zonder hoofdpijn rondgelopen. Ook werd ik wel vastgebonden op het spiraal van mijn bed en moest ik zo de hele nacht slapen. Dat kwam allemaal bij mij boven. Ik heb nooit als slachtoffer geleefd. Doe het nu ook niet. Maar de fysieke en mentale pijn is mij soms teveel en de vraag is of ik hiermee oud wil worden. Je bent dat immers niet verplicht!

Brandhout

In KRO Brandpunt noemt Van Hout broeder Augustinus een uitermate betrouwbare bron. ”Ik geloofde hem meteen voor 100 procent. Hij heeft het mij toch nog willen vertellen, omdat ik zijn patiënten overnam. Hij wilde het zelf ook kwijt, hij kon er nergens mee naar toe.” De oud-hoofdverpleegkundige zegt dat hij het verhaal destijds aan diverse autoriteiten heeft gemeld. Volgens het Openbaar Ministerie in Roermond is Van Hout in het onderzoek niet bekend.

Zie blog gisteren, niemand had de neiging om te praten of om aangifte te doen. De oud-directeur was stomverbaasd dat van Hout hem noemde bij melding doodsoorzaak 20 patienten. Bij het OM heeft zich geen van Hout gemeld, echter bij ons wordt zijn verhaal bevestigd.

Dan de goudeerlijke broeder Augustinus. Ook hij zweeg, durfde dit niet of kon het niet. Typeert dit de Roomse gesel en de gesloten cultuur bij de RK kerk waar wij als kinderen mee opgevoed werden. Natuurlijk dhr Deetman onderzoekt het seksueel misbruik, maar hoe hard ik ook geschreeuwd heb in het begin om fysiek, psychisch geweld ook bij onderzoek te betrekken, het mocht niet baten. Hoe harder we proberen, hoe meer mensen zich de oude angst voor het instituut de kerk laten aanleunen.

Het OM heeft inmiddels in het onderzoek in beeld welke broeders wanneer en op welke afdeling hebben gewerkt. Maar wij hebben het beeld dat niet ALLEEN de broeders en zusters stront op hun oogkleppen en hoofdkappen hadden ook…kinderbescherming, directeuren, inspecteuren, doctors, bisschoppen, en ga zo maar door. De kleine broeders en zusters van Joep / Anna allen zwegen, ook de goudeerlijke broeder, maar wisten van elkaar dat het goed fout zat.

Oh ja zo was het ook met de 18 broeders in Bleijerheide…nee, ze hebben nooit iets gezien!